IPA recht op fair akkoord

donderdag, 14 Januari 2021
Pers

Om de twee jaar onderhandelen de sociale partners over een interprofessioneel akkoord dat het kader vastlegt voor de loononderhandelingen in de privésector. Het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven is verantwoordelijk voor de becijfering van de maximaal beschikbare marge die de basis vormt voor de onderhandelingen tussen de sociale partners. Het CRB–secretariaat vertrekt daarbij van de criteria uit de Loonnormwet van 1996 die in 2017 werd verstrengd. Daardoor houdt de wet niet alleen rekening met de voorgaande en verwachte loonkoststijgingen in onze buurlanden Frankrijk, Duitsland en Nederland en met de verwachte indexering bij ons. Bijkomend worden er correcties toegepast die de marge vooraf al verder versmallen. Het ACV, het ABVV en de ACLVB zijn nooit voorstander geweest van de verstrenging van deze wet met ‘sjoemelsoftware’ omdat ze de onderhandelingen in een keurslijf dwingt.

Door de huidige coronaperikelen is het niet eenvoudig om tot een betrouwbare statistische raming van de loonkostontwikkeling in België en de buurlanden te komen. Toch heeft het CRB- secretariaat een maximaal beschikbare marge vastgelegd van amper 0,4% voor 2021 en 2022.

Het ACLVB, ACV en ABVV kunnen deze marge niet onderschrijven. Een aalmoes van maximaal 0,4 voor de komende 2 jaren is voor de werknemers onaanvaardbaar.

De conclusies van het secretariaat van de CRB bewijzen dat de verstrenging van de wet van 1996 in 2017 ver van de realiteit staat. Heel veel mensen zijn blijven werken in bijzonder moeilijke omstandigheden.

Een loonnorm kan enkel indicatief zijn. Niet alle sectoren zijn even hard getroffen door de crisis. Een indicatieve norm zal de sectoren niet tegenhouden om de onderhandelingen op een verantwoorde manier te voeren, wat ze in het verleden al hebben bewezen. Bovendien zal een koopkrachtverhoging door een stijging van de brutolonen de economie direct ten goede komen.

Daarnaast moeten ook andere thema’s in een IPA aan bod komen:  een substantiële verhoging van de minimumlonen en de lage lonen, werkbaar werk, houdbare loopbanen, eindeloopbaan, duurzame mobiliteit en sociale begeleiding van herstructureringens.