Werkloosheidsuitkering: veel gestelde vragen

Gepubliceerd op

Wat heeft de regering-De Wever voor werkzoekenden in petto? We zetten de belangrijkste vragen en antwoorden op een rij.

Opmerking vooraf: de nieuwe regels zijn nog niet van kracht. ABVV blijft zich hard verzetten tegen deze kille sociale afbraak. We blijven de rechten van werkzoekenden verdedigen.

  1. Vanaf wanneer kan ik mijn werkloosheidsuitkering verliezen?

De hervorming van de werkloosheidsuitkeringen treedt normaal gezien in werking op 1 maart 2026, met overgangsregels vanaf 1 juli 2025. Voor bepaalde meeste werkzoekenden wordt het recht op uitkeringen beperkt tot maximum 24 maanden, afhankelijk van het beroepsverleden. Na die periode verlies je je recht, tenzij je onder een van de uitzonderingen valt (voldoende beroepsverleden op 55 jaar, opleiding die leidt tot een baan in kritieke sectoren in de gezondheidszorg (verpleeg- of zorgkundige) en die aanleiding geeft tot een vrijstelling).

Wanneer verlies ik mijn werkloosheidsuitkering? 

Voor volledig werklozen die zijn toegelaten vóór 1 maart 2026 geldt het volgende.

De duur van je recht wordt bepaald op basis van je situatie op 30 juni 2025. 

Bevind je je in de 1ste vergoedingsperiode op 30/06/2025?

  • Minstens 5 jaar beroepsverleden → recht tot 30 juni 2027 (24 maanden)
  • Minder dan 5 jaar beroepsverleden → recht van 12 maanden + 1 maand per 104 dagen beroepsverleden (max. 12 bijkomende maande, dus een totaal van max. 24 maanden), te rekenen vanaf 1 juli 2025 

Dus: werklozen verliezen ten vroegste vanaf 1 juli 2026 hun recht als ze minder dan 5 jaar beroepsverleden hebben.

Bevind je je in de 2de vergoedingsperiode op 30/06/2025?

  • Recht gedurende 12 maanden → loopt af op 30 juni 2026 

Dus: zij verliezen hun uitkering op 1 juli 2026 

Bevind je je in de 3de vergoedingsperiode op 30/06/2025?

  • Minder dan 8 jaar werkloos (<2.496 uitkeringen) op 31/12/2024 → recht gedurende 9 maanden → tot 31 maart 2026
  • Tussen de 8 en 20 jaar werkloos (2.496 – 6.239 uitkeringen) → recht gedurende 8 maanden → tot 29 februari 2026
  • Meer dan 20 jaar werkloos (≥6.240 uitkeringen) → recht gedurende 6 maanden → tot 31 december 2025 

Dus: zij verliezen hun recht op 1 januari 2026 (≥6.240 uitkeringen), 1 maart 2026 (2.496 – 6.239 uitkeringen) of 1 april 2026 (<2.496 uitkeringen).

Het totaal aantal uitkeringen is berekend op basis van alle periodes werkloosheid samengeteld.

Voor volledig werklozen die vanaf 1 maart 2026 een uitkering aanvragen, geldt het volgende.

De duur van het recht hangt af van het aantal gewerkte dagen in loondienst in de referteperiode vóór de aanvraag. 

Minder dan 5 jaar beroepsverleden (minder dan 1.560 dagen gewerkt) geeft recht op uitkering gedurende: 

  • 12 maanden, plus
  • 1 extra maand per periode van 104 dagen arbeid (met een maximum van 24 maanden totaal)

Minstens 5 jaar beroepsverleden (minstens 1.560 dagen gewerkt) geeft recht op uitkering gedurende 24 maanden 

Wanneer je recht is uitgeput, kan je opnieuw aanspraak maken op een uitkering als aan de bovengenoemde voorwaarden opnieuw wordt voldaan op basis van nieuwe arbeidsprestaties.

  1. Welke uitzondering is voorzien voor 55-plussers?

Het regeerakkoord sprak van bescherming tegen uitsluiting voor oudere werknemers. Er staat inderdaad te lezen dat deze beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd niet geldt voor 55-plussers, op voorwaarde dat zij vanaf 2025 een loopbaan van ten minste 30 jaar hebben met ten minste 156 gewerkte dagen per jaar.

De uitvoering lijkt nog strenger. Volgens cijfers van de RVA zal 82 % van de 55-plussers toch worden uitgesloten.

Een werknemer die op 30 juni 2025 minstens 55 jaar oud is én een voldoende lang beroepsverleden kan aantonen, verliest zijn recht op werkloosheidsuitkeringen niet. Voor deze groep geldt dus geen maximale duur van 24 maanden.

Wat wordt bedoeld met “voldoende beroepsverleden”?

  • Minstens 31 jaar beroepsverleden in 2026, oplopend tot 35 jaar in 2030.
  • Het beroepsverleden bestaat uit arbeidsdagen én bepaalde gelijkgestelde dagen (zoals ziekteperiodes, arbeidsongevallen, opleidingen, enz.).

Ook de anciënniteitstoeslag blijft behouden (al is het aantal begunstigden hier zeer beperkt)

  • Tot uiterlijk 30 juni 2026, of onbeperkt indien je op 30 juni 2025 al recht had op de toeslag én minstens 30 jaar beroepsverleden kan aantonen.
  1. Wat houdt de versterkte degressiviteit precies in?

De werkloosheidsuitkering zal – voor sommigen – hoger zijn tijdens de eerste zes maanden (al wordt dit zo goed als teniet gedaan met de schrapping door de regering-De Wever van het belastingkrediet). Anderen (samenwonenden) verliezen tijdens het tweede jaar.

  • In de eerste 6 maanden van werkloosheid zullen de loongrenzen verhoogd worden, niet de percentages zelf.
  • Dit betekent dat alleen wie vóór zijn werkloosheid een hoger loon had dan de huidige loongrens (momenteel ongeveer €3.432,38/maand) een hogere uitkering zal krijgen tijdens de eerste 3 tot 6 maanden.
  • De minimumuitkeringen worden opgetrokken met 10% tijdens de eerste 6 maanden.

… en lager in een latere fase:

  • Vanaf maand 7 wordt de uitkering niet meer verhoogd (voor sommigen) en blijft ze zoals vandaag of wordt zelfs verlaagd in vergelijking met het huidige systeem.
  • Vanaf maand 13 wordt de uitkering omgezet in een forfaitair minimumbedrag, ongeacht je vorige loon.
  • Na het eerste jaar van werkloosheid zal de werkloosheidsuitkering dus aanzienlijk lager zijn dan wat een werkzoekende in dezelfde situatie volgens het huidige stelsel zou ontvangen.

Tabel

  • Opgepast, deze bedragen zijn brutobedragen, de regering voorziet ook wijzigingen in de fiscaliteit waardoor het nettobedrag lager zal zijn! 
  1. Wat verandert er in de zogenaamde gelijkgestelde periodes voor het recht op werkloosheidsuitkering?

Er verandert heel wat aan welke periodes al dan niet gelijkgesteld worden met ‘effectief gewerkte dagen’, zowel voor het openen van het recht op werkloosheidsuitkeringen, de duur van dat recht als op uitzonderingen en bedragen.

Concreet?

Veel periodes die vroeger gelijkgesteld waren met arbeidsdagen verdwijnen. Enkele voorbeelden van wat NIET meer telt: Carenzdag, dagen niet gewerkt wegens vorst (zonder TW), andere afwezigheden zonder loonbehoud, dagen gedekt door ziekte- en invaliditeitsuitkeringen, dagen gedekt door uitkeringen wegens arbeidsongevallen of beroepsziekten, dagen beroepsopleiding.

Voor het eerst in de geschiedenis van onze sociale zekerheid worden periodes van ziekte, arbeidsongevallen en beroepsziekten niet langer beschouwd als ‘effectief gewerkt’ (zogenaamde gelijkgestelde periodes).

Alleen nog een beperkt aantal dagen blijven WEL meetellen als gelijkgestelde dagen, zoals dagen wettelijke vakantie met vakantiegeld; feestdagen betaald door de werkgever; dagen met gewaarborgd loon; dagen tijdelijke werkloosheid; inhaalrust; staking of lock-out, enzovoort.

Je zal dus moeilijker het minimum aantal vereiste dagen halen om recht te openen, en je beroepsverleden zal lager uitvallen, wat gevolgen heeft voor:

  • het recht op verlenging (12 → 24 maanden);
  • het behoud van het recht als 55-plusser.
  1. Wat verandert er aan de beroepsinschakelingsuitkering?

Overgangsmaatregelen:

  • Jongeren die vóór 1 januari 2025 hun recht op een inschakelingsuitkering openden, verliezen hun recht op 1 januari 2026, behoudens uitzonderingen (bijvoorbeeld vrijstelling voor opleidingen richting knelpuntberoep).
  • Jongeren die vanaf 1 januari 2025 recht openen op een uitkering, hebben dat recht op een uitkering voor een periode van 12 maanden, behoudens uitzonderingen (bijvoorbeeld: recht dat op 1 april 2025 wordt geopend betekent dat de jongere zijn uitkering kan behouden tot 31 maart 2026).

Strengere toelatingsvoorwaarden (vanaf 1 maart 2026):

  • Jongeren moeten een diploma van het hoger secundair onderwijs of een erkend equivalent kunnen voorleggen (bv. geslaagde alternerende opleiding).
  • Enkel bepaalde diploma’s, attesten of gelijkstellingen openen het recht.
  • Studerende jongeren moeten alle activiteiten binnen hun studieprogramma beëindigd hebben.

Kortere beroepsinschakelingstijd (de wachtperiode tijdens dewelke je geen recht hebt op een uitkering): de huidige inschakelingstijd bedraagt 310 dagen, dat wordt 156 dagen (ca. 6 maanden).

Het recht op inschakelingsuitkeringen wordt beperkt tot 12 maanden, ongeacht jouw gezinssituatie.

  1. Hoe zit het met mijn inkomensgarantie-uitkering (IGU)? Kan ik die behouden?

Ja, je kan je IGU behouden tot het einde van je ononderbroken deeltijdse tewerkstelling met behoud van rechten, op voorwaarde dat je arbeidsregeling gemiddeld minstens 19 uur per week bedraagt, of minstens de helft van een voltijds uurrooster.

Dit geldt zowel voor uitkeringen volledige werkloosheid als voor inschakelingsuitkeringen.