Grote enquête coronavirus werk

De coronacrisis heeft een zware impact op werknemers, zowel tijdelijk werklozen als werknemers die aan het werk blijven. Het ABVV eist een sociaal noodplan voor een veilige werkhervatting en meer zekerheid voor de toekomst.

Tussen 8 en 22 april bevraagde het ABVV 9.824 werknemers over werk in tijden van coronavirus. Meer dan een derde van de respondenten (35%) werd in tijdelijke werkloosheid geplaatst, terwijl een kwart (23%) structureel aan thuiswerk deed. 28% was verplicht om zoals gebruikelijk zich naar de werkplek te verplaatsen en 2% verloor zijn werk tijdens de coronacrisis.

Voelbare ongerustheid en psychosociale risico’s bij geleidelijke werkhervatting

De huidige gezondheidscrisis wekt bij werknemers veel ongerustheid op. Van de werknemers in telewerk maakt 25% zich zorgen over zijn professionele toekomst, omwille van de weerslag van de crisis op de gezondheid van de onderneming of op de werkomstandigheden. Bij werknemers die nog werken zoals vóór de crisis neemt de ongerustheid nog licht toe tot 29%.

Op basis van deze cijfers zou men kunnen stellen dat de meeste werknemers die hun baan of hun activiteit tijdens de afzonderingsperiode behielden, vertrouwen hebben in hun professionele toekomst.

Van de personen die in tijdelijke werkloosheid terechtkwamen is 58% daarentegen ongerust over de toekomst in de onderneming of organisatie.

Een grote meerderheid van de werknemers is bang en ongerust over de geleidelijke werkhervatting. Uit onze enquête blijkt dat meer dan drie kwart van de werknemers (83%) meent dat deze crisis gevolgen kan of zal hebben voor hun fysieke of mentale gezondheid.

Image removed.

72% van de werknemers meent dat er bij werkhervatting een toegenomen risico op stress bestaat. 26% van de werknemers denkt een risico op depressie te lopen en 46% is bang om oververmoeid te geraken.

Deze resultaten tonen aan dat de ondernemingen en besluitvormers de psychosociale en fysieke impact bij de geleidelijke heropstart van de economische activiteiten niet mogen onderschatten. Mensen zijn geen machines, en burn-out en werkgerelateerde stress namen de laatste jaren al enorm toe.

Werknemers die verplicht moesten blijven werken, voelen zich ‘bedreigd’

Meer dan een miljoen werknemers begeven zich nog naar het werk. Tijdens de gezondheidscrisis ervaren de meeste werknemers (56%) dit als gevaarlijk. 46% van bevestigde deze angst ondanks de specifieke beschermingsmaatregelen getroffen door hun werkgever. Bijna 10% (9,25%) had geen specifieke beschermingsmiddelen en kon de ‘social distancing’ niet toepassen wegens de aard van hun beroep.

Van de werknemers die tijdens de crisis zijn moeten blijven werken, geeft 39% aan dat de werklast is toegenomen. Slechts een kwart van de werknemers kreeg een premie of loonsverhoging, of kon onderhandelingen starten voor de eventuele invoering ervan. De overgrote meerderheid van deze werknemers kreeg dus geen loonsverhoging of premie.

Belang van sociaal overleg en positieve rol van vakbonden

Midden in de crisis was de rol van het sociaal overleg van essentieel belang voor de goede uitvoering van de maatregelen ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid op het werk of voor de organisatie van telewerk. Deze positieve rol werd door een aanzienlijk aantal van de respondenten onderstreept. Meer dan één werknemer op vier die nog tijdens de crisis heeft gewerkt (27%), verklaarde dat overleg is gepleegd over de arbeidsorganisatie en dat deze dialoog positieve veranderingen opleverde.

1 werknemer op 5 in telewerk (21,02%) vindt het overleg een positieve invloed heeft gehad bij de invoering van telewerk.

Voor de werknemers in tijdelijke werkloosheid was de rol van de vakbonden op vlak van informatieverschaffing en ondersteuning bijzonder belangrijk. Ongeveer drie kwart van hen vindt dat ze van de vakbond voldoende informatie kregen over de procedure van tijdelijke werkloosheid. Bovendien verklaarden drie vierde van de tijdelijk werklozen (77%) tevreden te zijn over het crisisbeheer door hun vakbond.  

Grote financiële impact voor werknemers

Zij die wegens de coronacrisis in tijdelijke werkloosheid werden gezet, hadden veel moeite om financieel het hoofd boven water te houden. Deze werknemers - meer dan 750.000 in maart - moesten immers leven van een uitkering die overeenstemt met 70 procent van het laatste geplafonneerde loon van €2.754 bruto, aangevuld met een dagtoeslag van €5,65, wat veel werknemers in financiële ongerustheid en onzekerheid bracht. Meer dan 6 op 10 werknemers (63%) in tijdelijke werkloosheid waren ongerust over hun financiële toestand, 4 op de 10 (43,52%) gaven aan dat hun financiële toestand moeilijk tot zeer moeilijk was.

Tot slot vermelden we dat slechts 17% onder hen een door de sector of de onderneming betaalde toeslag op de uitkering voor tijdelijke werkloosheid ontving.

Het ABVV eist sociaal noodplan

Het ABVV stelde alles in het werk om al eerste sociale doorbraken te verwezenlijken, zoals het optrekken van de uitkeringen voor tijdelijke werkloosheid (70% van het laatste, geplafonneerde loon), de goedkeuring van richtlijnen voor de geleidelijke werkhervatting met respect voor de veiligheid en gezondheid op het werk. Het ABVV heeft ook gestreden voor een uitzonderlijk ouderschapsverlof in het kader van de coronacrisis. Er is echter nog werk aan de winkel.

Om de kwalijke sociale en economische gevolgen van deze coronacrisis in te perken eist het ABVV een sociaal noodplan.

Dit noodplan moet in de eerste plaats vermijden dat duizenden werknemers in armoede terechtkomen. Het ABVV pleit daarom voor een optrekking van de sociale minimumuitkeringen tot boven de armoedegrens.

Veel werknemers kwamen in tijdelijke werkloosheid terecht, maar de voorziene uitkering is vrij laag en biedt onvoldoende zekerheid voor de nabije toekomst. Het ABVV pleit voor een verhoging van de uitkeringen voor tijdelijke werkloosheid naar 80% van het laatste geplafonneerde loon van €3.600 bruto (plafond voor de ziekte-invaliditeitsverzekering). Ook de fiscaliteit op deze uitkeringen moet herzien worden.  

Het ABVV verzoekt de bevoegde regeringen om gezinnen te helpen. Consumptie zal één van de belangrijke motoren zijn in een duurzame en langdurige economische heropleving. Naast de steun voor bedrijven in moeilijkheden moeten de regeringen in functie van hun bevoegdheden investeren in gezinnen via rechtstreekse uitkeringen, steun bij consumentenkrediet of directe tussenkomsten in de noodzakelijke algemene kosten (water, gas, elektriciteit).

Werknemers die zich tijdens deze crisis bleven inzetten, verdienen meer dan applaus. Ze verdienen ook een fikse een opwaardering van hun statuut en van hun loon. Het ABVV herhaalt zijn eis voor een interprofessioneel minimumloon van €14 per uur of €2.300 per maand.

De geleidelijke terugkeer naar werk mag ten slotte niet overhaast gebeuren. Het ABVV wil dat dit gebeurt met respect voor het sociaal overleg, sector per sector, en bedrijf per bedrijf. Alles moet in het werk worden gesteld om de veiligheid en gezondheid van de werknemers te garanderen, anders is een werkhervatting geen optie. Gezien het grotere besmettingsrisico met het coronavirus bij geleidelijke werkhervatting vraagt het ABVV om de erkenning van coronavirus als beroepsziekte uit te breiden naar alle werknemers die coronavirus opliepen in het kader van essentiële of vitale werkzaamheden.

Delen