CAP adviseert over KB informatieverplichting kosten 2de pensioenpijler

Gepubliceerd op

De (ontslagnemende) federale regering wil de transparantie over de kosten aangerekend in de tweede en derde pensioenpijler vergroten. Zowel in de Commissie voor Aanvullende Pensioenen (CAP) en de Commissie voor Verzekeringen sprak het ABVV zich uit over twee ontwerpen van koninklijk besluit. Voortaan zouden de instapkosten en de lopende kosten worden weergegeven via gestandaardiseerde percentages. Voor de aanvullende pensioenen (tweede pijler) zijn die percentages vanaf 2026 beschikbaar via het nieuwe aansluitingsdocument op mypension. be. Dat document licht in eenvoudige bewoordingen de centrale kenmerken van de pensioentoezegging toe, denk bijvoorbeeld aan de hoogte van de bijdrage of informatie over de overlijdensdekking. Voor de verzekeringspensioenspaarproducten van de derde pijler zouden de gestandaardiseerde percentages voortaan deel uitmaken van de verplichte precontractuele informatie.

Aansluitend bij de ontwerp-KB’s publiceerde de FSMA een lijvig rapport over de kosten aangerekend in de tweede en derde pensioenpijler. De financiële toezichthouder bracht de instap- en lopende kosten systematisch in kaart. De zogenaamde ‘occasionale kosten’, zoals uitstapkosten, vielen evenwel buiten de scope. De FSMA stelt in haar rapport vast dat er op dit moment weinig transparantie is over de aangerekende kosten en dat er bovendien ‘opvallende outliers’ zijn. Verder wikt de toezichthouder duidelijk haar woorden. 

Het ABVV trekt drie politiek-syndicale conclusies uit de studie. Ten eerste, door de schaaleffecten liggen de aangerekende kosten systematisch lager op sector- dan op ondernemingsniveau. Ten tweede zijn de lopende kosten hoger in de tak 23 (zonder contractuele rendementsgarantie) dan in tak 21 (met contractuele rendementsgarantie). Gezien de lange beleggingshorizon bij aanvullende pensioenen zal het uiteindelijke kostenplaatje meestal hoger liggen in tak 23. Tot slot lijken de aangerekende kosten hoger in de derde dan in de tweede pensioenpijler. Soms lopen de instapkosten er op tot meer dan 10%, waarvan zowat de helft naar de verzekeringsmakelaars vloeit. 

Het ABVV beschouwt de ontwerp-KB’s als een stap in de goede richting en bracht in die zin ook advies uit in de CAP en de Commissie voor Verzekeringen. Met de gestandaardiseerde percentages vallen pensioenproducten eenvoudiger te vergelijken. We betreuren evenwel dat niet alle kosten zijn meegenomen in de transparantieoefening. Denk daarbij onder meer aan de kosten aangerekend op de (aanvullende) overlijdensdekking en de uitstapkosten in de derde pensioenpijler. De vakbonden drongen in de CAP aan op een jaarlijkse monitoring van de aangerekende kosten, net als een publieke benchmarking voor instap- en lopende kosten. 

De vertegenwoordigers van de pensioeninstellingen uitten nog wat bedenkingen bij de ontwerp-KB’s. Assuralia – de koepel voor de verzekeringssector – vraagt zo uitstel tot 2026 (normaal treden de bepalingen in werking drie maanden na publicatie in het Staatsblad) en stelt voor om de gestandaardiseerde kostenpercentages niet te hoeven meedelen voor pensioenplannen waarbij er geen nieuwe aangeslotenen meer bijkomen – de zogenaamde ‘gesloten plannen’. De bevoegde beleidscellen (pensioenen, zelfstandigen, economie en financiën) moeten nu met de adviezen van de CAP en de Commissie voor Verzekeringen aan de slag.