Ouderschapsverlof is er ook voor uitzendkrachten
Gepubliceerd op
Uitzendkrachten moeten ook ouderschapsverlof kunnen opnemen. Dat is bevestigd door een vonnis van de arbeidsrechtbank in Brussel.
Op 29 augustus 2024 heeft de Nederlandstalige arbeidsrechtbank Brussel een belangrijk vonnis (24/473/A) uitgesproken waarin bevestigd wordt dat ook uitzendkrachten ouderschapsverlof moeten kunnen opnemen.
Weekcontracten niet hernieuwd, RVA kent geen uitkering toe
Een uitzendkracht die werkt met weekcontracten had tijdens een van de zomermaanden van 2023 ouderschapsverlof aangevraagd en bekomen. Maar tijdens de opname van het ouderschapsverlof werden haar weekcontracten niet hernieuwd. Dit bracht de RVA ertoe om in december 2023 terug te komen op de beslissing om onderbrekingsuitkeringen toe te kennen. De uitkeringen waren volgens de RVA onterecht toegekend, net omdat er tijdens de periode waarin het ouderschap werd opgenomen, geen arbeidsovereenkomst meer was die de uitzendkracht met het uitzendkantoor verbond en er ook geen Dimona-aangifte was gebeurd.
Ondersteund door haar vakbond, dient de uitzendkracht tegen deze beslissing van de RVA beroep in bij de arbeidsrechtbank Brussel.
Schorsing van tewerkstelling
De uitzendkracht voert aan dat het eigenlijk in de feiten gaat over een schorsing van tewerkstelling.
Dit wordt bevestigd door het uitzendkantoor, dat tewerkstellingsbewijzen aanvoert voor de jaren 2021, 2022 en 2023 en dat ook benadrukt dat het zowel de intentie van het uitzendkantoor als van de gebruiker was om de uitzendkracht opnieuw aan het werk te stellen onmiddellijk na afloop van het ouderschapsverlof.
Arbeidsrechtbank oordeelt
De arbeidsrechtbank oordeelt eerst en vooral dat de wetgeving geen verplichting tot Dimona-aangifte oplegt tijdens de opname van het ouderschapsverlof, maar enkel een schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst.
Waarna de arbeidsrechtbank besluit dat door de intentie om de uitzendkracht opnieuw aan het werk te stellen na het ouderschapsverlof, er stilzwijgend overeengekomen is om de uitzendcontracten te verlengen. De rechtbank stipt ook aan dat er op basis van goede trouw een impliciet verlengingsbeding afgesproken was tussen het uitzendkantoor en de uitzendkracht.
Ook voor onzekere contracten
De arbeidsrechtbank houdt ook rekening met de wet van 7 oktober 2022 tot gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 over het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers, en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad en tot regeling van een aantal andere aspecten op het vlak van de verloven.
Deze wet heeft in de reglementering ingevoegd dat voor de berekening van de anciënniteitsvoorwaarde in het kader van ouderschapsverlof ook de vroegere periodes van tewerkstelling die de werknemer als uitzendkracht verricht heeft bij de werkgever (in de hoedanigheid van gebruiker) mee in aanmerking genomen worden. Waaruit de arbeidsrechtbank, zich ook baserend op de parlementaire werkzaamheden, afleidt dat het expliciet de bedoeling van de wetgever is om de opname van ouderschapsverlof ook mogelijk te maken voor werknemers met onzekere arbeidsovereenkomsten, zoals uitzendkrachten.
Beslissing
Dit alles samengenomen, oordeelt de arbeidsrechtbank dat de beslissing van de RVA om de onderbrekingsuitkeringen terug te vorderen niet gegrond is. De bestreden beslissing wordt dan ook vernietigd en de RVA wordt tot de kosten van het geding veroordeeld.
Stap vooruit
Deze uitspraak is een welkome stap vooruit voor uitzendkrachten die ook hun recht op ouderschapsverlof willen uitoefenen en toont het belang van de Europese reglementering aan.
Niettegenstaande duidelijke vragen kunnen gesteld worden bij het feit dat de uitzendkracht in kwestie tot meer dan 3 jaar via weekcontracten tewerkgesteld werd bij dezelfde gebruiker.
Auteur: lander.vanderlinden@abvv.be