Beperking werkloosheidsuitkering in de tijd: DULBEA bevestigt ABVV-voorspellingen
![](/sites/default/files/styles/8_cols/public/2025-01/DULBEA_0.jpg?itok=k5wdgMnZ)
Gepubliceerd op
Op 3 september 2024 publiceerde de studiedienst sociaal beleid en welzijn van het ABVV een studie over de impact van de beperking in de tijd van de werkloosheidsuitkeringen. In deze studie toonden we aan de hand van cijfers en simulaties aan dat dit punt − dat steeds weer opduikt in de programma's van de meeste partijen die mogelijk een federale regering vormen − grotendeels ideologisch was (en het nog steeds is) en niet gebaseerd was (en het nog steeds niet is) op empirische gegevens of concrete elementen. Integendeel, deze hervorming zou wel eens rampzalig kunnen uitvallen voor de individuele burgers, de gemeenschap en de overheid.
Het ABVV-dossier kan je hier raadplegen. Er zijn ook analyses voor de gewesten beschikbaar, van de hand van het Vlaams ABVV (hier en hier) en het Waals ABVV (hier).
Het Departement Toegepaste Economie van de ULB bevestigt
In december van datzelfde jaar publiceerde het Onderzoeksinstituut DULBEA twee ‘policy briefs’ die terugkwamen op de kwestie van de beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd: (1) enerzijds werd de vraag gesteld of het een doeltreffende maatregel is in absolute termen, en (2) anderzijds werd gekeken naar de gevolgen voor de financiën van de OCMW’s.
-
Doeltreffende maatregel?
Voor het ABVV zal deze hervorming − die op papier zowel bedoeld is om te besparen als om mensen terug aan het werk te krijgen − haar doelen voorbij schieten, aangezien België in 2023 ongeveer 520.000 werkzoekenden telde, terwijl Statbel (het Belgisch statistiekbureau) 184.431 vacatures telde in juni 2024. Bovendien kunnen we op basis van gegevens van de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling zien dat slechts een minderheid van de vacatures een voltijds vast contract aanbiedt.
Daarnaast wezen we erop dat mensen die al enige tijd zonder werk zitten op structurele obstakels stuiten, die niet kunnen worden herleid tot een individuele verantwoordelijkheid: onderkwalificatie, taalbarrière, leeftijd, gebrek aan opleiding(en), een handicap, vervoersmogelijkheden, gezinstoestand, enzovoort.
Tot slot kwamen we ook nog terug op enkele ideeën en verzinsels. Ja, wie werkloos is wordt weldegelijk uitgebreid gecontroleerd en gesanctioneerd. Ja, het verschil tussen werken en niet werken is nu al groter dan 500 euro. Nee, de beperking in de tijd van de werkloosheidsuitkeringen zal niet per se de structurele besparingen opleveren waarover zo wordt opgeschept. Nee, de werkloosheidsuitgaven en de werklozen zijn niet te duur, ze zitten zelfs bij de laagste uitgaven van de Belgische sociale zekerheid.
De eerste policy brief van DULBEA (hier beschikbaar) komt grotendeels overeen met onze eigen analyse en waarschuwt voor bepaalde schadelijke of ongewenste neveneffecten van de hervorming als deze niet goed omkaderd wordt en gepaard gaat met andere maatregelen. In grote lijnen onderscheiden we de volgende punten:
-
De hervorming zou een terugkeer naar werk kunnen aanmoedigen, maar tegelijk ook negatieve gevolgen kunnen hebben voor de kwaliteit van het werk − of het nu gaat om het loon, de aard van de arbeidsovereenkomst ... − en dus voor de gezondheid van werknemers (wat bijgevolg ook een indirecte impact zou hebben op de financiën van de sociale zekerheid, aangezien er een verschuiving zou kunnen plaatsvinden naar andere onderdelen van de sociale zekerheid);
-
Leeftijd is inderdaad een hinderpaal en een echte moeilijkheid voor werkzoekenden, en er moet rekening worden gehouden met de specifieke eigenschappen van de werklozen (kwalificatieniveau, activiteitensector, gezinstoestand ...);
-
De risico's van de logica van de beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd en het effect op de terugkeer naar werk in geval van een economische recessie;
-
Deze hervorming moet rekening houden met en aandacht hebben voor andere structurele maatregelen die een echte kwalitatieve integratie van werkzoekenden op de arbeidsmarkt mogelijk maken, zoals het faciliteren van mobiliteit en samenwerking tussen de gewesten.
-
Impact op de financiën van de OCMW’s
De ABVV-studie van september toonde in grote mate aan waarom een beperking in de tijd van de werkloosheidsuitkeringen niet de verhoopte besparingen zou opleveren.
Eén van de belangrijkste redenen daarvoor is de impact van de uitsluiting op de OCMW's, op hun werking, structuur, organisatie, logistiek en financiering. We wezen er ook op dat de impact niet alleen zou worden gevoeld aan een stijging van het aantal mensen met een leefloon, maar ook aan alle andere mogelijke kosten: sociale bijstand, kosten (medische kosten en kosten voor hospitalisatie, farmaceutica, huisvesting voor ouderen ...).
Om ons punt te illustreren, simuleerden we een 'maximale' overdracht van ontvangers van een werkloosheidsuitkering naar de gemeenten en illustreerden we de budgettaire gevolgen voor een aantal grote steden: +15.393.920,38 euro voor Bergen, +43.982.682,73 euro voor Antwerpen, +8.827.051,71 euro voor Ukkel.
In het algemeen geldt dat wanneer we de huidige cijfers van het aantal mensen met een leefloon extrapoleren en daar het aantal werklozen bij optellen die binnenkort (als bepaalde partijen hun zin zouden krijgen) uitgesloten dreigen te worden, we uitkomen op een tekort van ongeveer 600 miljoen euro. In de nota's betreffende de federale regeringsvorming stond destijds dat het federale niveau een enveloppe van 200 miljoen euro zou voorzien om die impact op te vangen ... Sinds de publicatie van de ABVV-studie voorzien de nota's meer in het algemeen in 'compensatie' voor de OCMW's, zonder te kunnen becijferen welk bedrag daarvoor zou nodig zijn (en de verhoging wordt bovendien voorwaardelijk gemaakt aan de 'positieve' resultaten van de OCMW's).
De onlangs door Dulbea gepubliceerde studie (hier beschikbaar) komt overeen met de zienswijze van het ABVV: de meeste mensen die na twee jaar uitgesloten zouden worden van een werkloosheidsuitkering, zouden in plaats van terug aan het werk te gaan eerder terugvallen op het OCMW of op invaliditeit, of zelfs helemaal van de radar verdwijnen (zoals het geval was toen de inschakelingsuitkeringen werden beperkt in de tijd). Van de iets minder dan 90.000 mensen die voor de studie in beschouwing werden genomen, zou een derde (30.122) terugvallen op een leefloon, meer dan een derde (33.557) op invaliditeit/arbeidsongeschiktheid en minder dan een derde (25.433) zou daadwerkelijk terugkeren naar de arbeidsmarkt.
Hoewel er dus bespaard zou worden op federaal niveau, zou dit vooral een puur financiële overdracht zijn, waarbij een groot deel van wat voorheen door het federale niveau werd gefinancierd, nu gefinancierd zou moeten worden op lokaal niveau (door de gemeenten), en waarbij ook rekening moet worden gehouden met een zeer scherpe toename van arbeidsongeschiktheid en invaliditeit.
Zoals we in onze eigen studie al aangaven, moeten de aangekondigde besparingen dus gerelativeerd worden. Daarnaast is het belangrijk om verder te kijken dan een louter cijfermatige analyse op korte termijn: bij deze hervorming moet ook gekeken worden naar de organisatie en de kwaliteit van de diensten, de capaciteit van de verschillende instellingen om deze veranderingen op te vangen, de impact op de gezondheid en het welzijn van de betrokken werknemers.
Om al deze redenen zal het ABVV zich blijven verzetten tegen de goedkeuring van deze hervorming en zal het zijn eigen agenda op tafel blijven leggen: betere arbeidsvoorwaarden, stabiele contracten, hogere brutolonen, optrekken van de sociale minima boven de armoederisicodrempel, verminderen van de obstakels voor duurzame tewerkstelling, betere begeleiding naar werk, aangepaste vacatures voor kwetsbare profielen, verhogen en verbeteren van de inkomensgarantie-uitkering voor wie deeltijds het werk hervat en een grotere responsabilisering van de werkgevers inzake het gebruik van de meest precaire en flexibele werkvormen.
Auteur: hugues.ghenne@abvv.be