Impact pensioenmaatregelen nota De Wever-Bouchez

Gepubliceerd op
De voorbije maanden lekten de maatregelen in de opeenvolgende ‘supernota’s’ uit. De komende legislatuur hoopt formateur Bart De Wever 2,5 tot 3 miljard te besparen in de pensioenen. De maatregelen laten zich samenvatten als: langer werken, minder pensioenrechten voor vrouwen en wie pech had tijdens de loopbaan, en een neerwaartse harmonisatie van de pensioenstelsels.
We belichten hieronder kort de maatregelen die voorliggen. Meer informatie en concrete voorbeelden vind je in ons persdossier.
Langer werken
De eerste krachtlijn van de supernota is langer werken. Net nu de wettelijke pensioenleeftijd stijgt naar 66 jaar, wil de formateur beknibbelen op de mogelijkheden tot vervroegd pensioen. Momenteel is vervroegd pensioen mogelijk vanaf 63 jaar na een loopbaan van minstens 42 jaar, op de leeftijden van 60, 61 en 62 jaar gelden strengere voorwaarden.
De formateur wil concreet sleutelen aan definitie van een loopbaanjaar voor de toegang tot het vervroegd pensioen. Waar nu vier maanden volstaan om een jaar te laten meetellen, wordt dat voortaan zes maanden tewerkstelling (of gelijkstelling). De impact is enorm, ongeveer vier op de tien werknemers zullen minstens één jaar langer moeten werken. Velen verliezen immers het jaar van afstuderen, maar ook wie in een jaar minder dan halftijds werkte dreigt in de klappen in de delen.
Terzelfdertijd zouden de stelsels voor zware beroepen in de publieke en private sector verdwijnen. Leerkrachten zullen twee jaar langer moeten werken, net als vast benoemden in de zogenaamde ‘actieve diensten’ (denk daarbij aan postbode of douaniers). Het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) – het vroegere ‘brugpensioen’ – zou dan weer (quasi) volledig verdwijnen. Nochtans is het SWT momenteel de enige mogelijkheid voor wie ’s nachts of in ploegen werkte om vroeger te stoppen met werken.
Deeltijds = pech
Een tweede rode draad: minder pensioenrechten voor wie deeltijds werkte en voor wie ‘pech’ had doorheen de loopbaan. De formateur schuift een volledige loopbaan voltijdse tewerkstelling als norm naar voor. Dat is bijzonder nadelig voor vrouwen. Ze hebben vaker onderbrekingen in de loopbaan, een grote groep werkt deeltijds en ze nemen nog altijd het gros van de onbetaalde zorgarbeid voor hun rekening.
Een belangrijke voorwaarde daarbij wordt de voorwaarde van 35 jaar ‘effectieve tewerkstelling’. Dat zou de nieuwe toegangsvoorwaarde worden voor het minimumpensioen en om vervroegd met pensioen te gaan zonder financiële sanctie of ‘pensioenmalus’.
Gelijkgestelde periodes
Traditioneel gelijkgestelde periodes als ziekte, tijdelijke werkloosheid of onvrijwillig deeltijds werk tellen daarbij niet als effectieve tewerkstelling. Zes op de tien rechthebbenden op het minimumpensioen zouden dat recht verliezen, van wie zeven op tien vrouwen. Ongeveer één op de tien werknemers zou de pensioenmalus ophoesten. Ze verliezen vijf percent van hun pensioen per jaar vervroeging voor de wettelijke pensioenleeftijd. Wie op 61 jaar met pensioen gaat, kan zo een kwart van zijn/haar pensioen verliezen (wegens vijf jaar vervroeging t.o.v. pensioenleeftijd van 66 jaar). Tot slot stijgt de minimumleeftijd voor het overlevingspensioen (bij overlijden huwelijkspartner) en verdwijnt het echtscheidingspensioen. Ook die maatregelen treffen bij uitstek kwetsbare vrouwen.
Harmonisering naar beneden
Last but not least, streeft de formateur een neerwaartse harmonisatie van de pensioenstelsels na. Zo nemen de pensioenen van vastbenoemde leerkrachten, militairen en NMBS-treinbegeleiders – op termijn – een forse duik. Het pensioen van statutaire ambtenaren zou voortaan berekend worden op de wedde van het hele loopbaan en niet langer op basis van de laatste tien dienstjaren. Het lijkt een technische herziening, de impact is evenwel enorm. Een leerkracht dreigt met de nieuwe pensioenformule twintig percent (!) pensioen te verliezen. Vergeet daarbij niet dat wie met een diploma hoger onderwijs in de privé aan de slag gaat, doorgaans geniet van aanvullend pensioen. Het is dus perfect mogelijk dat de komende jaren een aantal ‘sterke’ profielen de onderwijssector zullen verlaten.
Terzelfdertijd is er geen maatregel die een bijdrage vraagt van de zelfstandigen. De laatste jaren zijn de zelfstandigenpensioen fors gestegen, onder meer door de optrekking van het minimumpensioen. Door de afbouw van de zogenaamde ‘correctiecoëfficiënten’ zullen de zelfstandigenpensioenen de komende jaren met 45 (!) percent stijgen. Het probleem is dat hun sociale bijdragen niet zijn gevolgd. Het gros van de zelfstandigen betaalt de wettelijke minimumbijdrage. Neem bijvoorbeeld de meewerkende echtgenotes die met een bijdragebetaling van amper 380 euro per kwartaal toegang opent tot het volledige minimumpensioen van 1773 euro bruto. Het mag duidelijk zijn, de pensioenhervorming van Bart De Wever hanteert duidelijk twee maten en twee gewichten.
olivier.pintelon@abvv.be