Boost voor buitenschoolse kinderopvang

Gepubliceerd op
Eind februari lanceerde minister Caroline Gennez (Vlaams minister van Welzijn en Armoedebestrijding, Cultuur en Gelijke Kansen) een toekomstplan voor de buitenschoolse opvang en activiteiten (BOA). Met een extra investering van 80 miljoen euro per jaar wil ze de buitenschoolse kinderopvang een boost geven en de lokale besturen ondersteunen in het uitbouwen van een breed toegankelijk opvangaanbod. Het plan en de bijhorende middelen zijn een welgekomen investering in een sector in nood.
Beperkte middelen voor ambitieuze doelstellingen
Het decreet buitenschoolse opvang en activiteiten (BOA-decreet) trad op 1 januari 2021 in werking en had als doel voor alle kinderen tussen 3 en 12 jaar in Vlaanderen een voor- en naschools aanbod aan kinderopvang en activiteiten te voorzien. Lokale besturen zouden vanaf 1 januari 2026, na een overgangstermijn, zowel de regie als de subsidies ontvangen om het opvangaanbod te organiseren. Er kwam echter al snel kritiek op de verdere uitrol van het BOA-decreet. Ambitieuze doelstellingen opgenomen in het decreet gingen niet gepaard met de nodige middelen. De helft van de lokale besturen zou minder middelen ontvangen dan voorheen.
Meer tijd en meer budgettaire ruimte
Het toekomstplan van minister Gennez moet de bezorgdheden voor lokale besturen wegnemen en tegelijkertijd meer aanbod bijcreëren. Daarvoor vervangt ze enerzijds de overgangstermijn naar een ‘regeling op maat’, lokale besturen kunnen dan kiezen tussen twee instapmomenten (1/1/2026 of 1/9/2026), telkens gekoppeld aan de nodige budgetten. Anderzijds investeert Gennez ‘boostmiddelen’ in 2025 en 2026 om de gemeenten klaar te stomen. Alles bij elkaar zal er zo 80 miljoen euro per jaar extra naar de sector vloeien. In totaal zal de buitenschoolse opvang en activiteiten over een budget van 200 miljoen euro per jaar beschikken.
Lokaal bestuur als regisseur, actor én handhaver
Dat de lokale besturen de regie en de middelen zouden overnemen van het Vlaamse niveau was al duidelijk. Maar daar komen nu twee bevoegdheden bij, namelijk het erkennen en handhaven van organisatoren buitenschoolse kinderopvang en activiteiten. De gemeenten zullen in samenspraak met het samenwerkingsverband een erkenningskader moeten uitwerken en zorgen voor de nodige handhaving, bijvoorbeeld via periodieke controles. Ze kunnen daarvoor rekenen op een Vlaams kwaliteitskader met minimale voorwaarden (pedagogisch beleid, medewerkersbeleid, …) dat nog uitgewerkt wordt.
Voorrang voor werkenden
In het Vlaams regeerakkoord werd het al aangekondigd: “Lokale besturen kunnen een voorrangsregel voor werkende ouders instellen.” Door de mogelijkheid te beiden om een voorrangsregeling in te voeren bij de opmaak van een erkenningskader voor BOA zouden werkzoekenden, deeltijds werkenden en kwetsbare gezinnen moeilijker toegang kunnen krijgen tot een opvangplaats. Daarmee kan men de kans ontnemen aan kinderen om via buitenschoolse opvang en activiteiten hun ontwikkeling te versterken. Bovendien loopt er nog een procedure bij het Grondwettelijk Hof om de voorrangsregeling in de voorschoolse kinderopvang te laten schrappen.
Meer zekerheid maar waakzaamheid nodig
De grote investering in het BOA-budget (+80 miljoen euro/jaar) is heel positief en zorgt voor de nodige zekerheid voor lokale besturen én lokale organisatoren. Toch moeten we waakzaam blijven bij de verdere uitrol. De verregaande decentralisering zal zorgen voor grote verschillen tussen lokale besturen wat betreft hun BOA-beleid. Zo zullen bepaalde gemeenten, zoals Ninove, niet aarzelen om voorwaardelijkheden (voorrangsregels) op te leggen en gezinnen uit te sluiten van het aanbod. Tot slot blijft het afwachten op welke manier de extra investering zullen doorvloeien naar de werknemers in de sector. Zij werken vandaag vaak aan lage lonen in stresserende jobs.
Auteur: ayoubi.benali@vlaamsabvv.be