Hervorming werkloosheidsverzekering (2): het ultiem jobaanbod

Gepubliceerd op
Op 31 januari 2025 keurt de federale regering haar regeerakkoord goed. Daarin opgenomen: grote hervormingen voor de werkloosheidsuitkeringen. De klok vooruit gezet naar 14 april stuurt het kabinet van minister Clarinval het luik ‘werkloosheid’ ter advies door naar de leden van het Beheerscomité van de RVA en de Afdeling Wetgeving van de Raad van State.
Deze ontwerptekst is nu, na meerdere wijzigingen, klaar om kritisch doorgelicht te worden. Het ABVV zal elke maand vanuit een andere invalshoek een overzicht geven van de hervorming. Deze editie: het (afwezige) ultieme jobaanbod, vóór de eventuele uitsluiting van de uitkeringsgerechtigde werkloze.
In het initiële regeerakkoord van 31 januari 2025 staat de volgende passage te lezen: “De duur van de werkloosheidsuitkeringen wordt beperkt tot maximum 2 jaar. Bij korte periodes van onderbroken tewerkstelling wordt de maximale duurtijd opgeschort voor iedere gewerkte dag. Elke gewestelijke dienst voor arbeidsmarktbemiddeling vult autonoom in hoe ze aan het einde van die periode via een ultiem jobaanbod de uitkeringsgerechtigde werkloze begeleidt richting het normaal economisch circuit.”
Federale regering moet verantwoordelijkheid opnemen
Deze passage is nog steeds niet opgenomen in het luik ‘werkloosheid’ van de ontwerptekst aangedragen op 14 april. In tegenstelling tot het idee dat door de rechtse partijen wordt uitgedragen, is het behoud van of de terugkeer naar werk geen individuele verantwoordelijkheid van de werknemers.
Recente drama’s zoals de sluiting en de herlokalisering van Audi, Cora en Van Hool tonen dat pijnlijk aan. Het ABVV vraagt dan ook dat de federale regering haar verantwoordelijkheid opneemt en de volledige last van de werkhervatting niet enkel bij de werkzoekenden legt. Bedrijven en andere bestuursniveaus moeten ook hun verantwoordelijkheid nemen om de voorwaarden te creëren die nodig zijn voor duurzame tewerkstelling.
In dit verband hebben ABVV, ACV en ACLVB naar alle bevoegde ministers (op federaal en gewestelijk niveau) een brief gestuurd om hen op te roepen hun verantwoordelijkheid te nemen. De doelstelling van de hervorming moet niet enkel gericht zijn op het bestraffen van werkzoekenden, maar moet ook voerzien in de noodzakelijke voorwaarden om hen te begeleiden richting duurzame tewerkstelling. Tot nu toe bleef deze brief onbeantwoord.
Is het niet eerder een bevoegdheid van de gewesten?
Het is inderdaad aan de gewesten om de praktische uitvoering van deze begeleiding richting een ultiem jobaanbod te organiseren. Maar we wijzen erop dat het de federale overheid is die bevoegd blijft voor “het normatief kader voor de regelgeving inzake de passende betrekking, actief zoekgedrag, administratieve controle en sancties.” Er is dus niets dat de regering tegenhoudt om werkzoekenden echt te begeleiden in plaats van ze zonder enige vorm van proces brutaal uit te sluiten.
Een ultiem jobaanbied en daarmee is de kous af?
Als deze maatregel wordt ingevoerd, kan ze ongewenste negatieve gevolgen hebben: de werklast bij de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling (VDAB, Forem, Actiris, ADG) neemt toe en werkzoekenden worden verplicht om elke mogelijke jobaanbieding te aanvaarden onder bedreiging van uitsluiting. Het ABVV pleit er daarom voor om niet alleen bepaalde technische elementen meer te verduidelijken, maar ook om minimale bakens vast te leggen waar men rekening mee moet houden wanneer dit ultiem jobaanbod er is.
Het ABVV stip de volgende vier punten aan
1. Een jobaanbod moet passend zijn
Ten eerste kan dit ultiem jobaanbod, aangeboden door de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, enkel tot een uitdoving van het recht op werkloosheidsuitkeringen leiden wanneer het als passend wordt beschouwd. Passend betekent in deze situatie dat het rekening houdt met de criteria van de werkloosheidsreglementering en de rechtspraak, aangezien dit geval per geval beoordeeld wordt. Indien het aanbod niet als passend kan worden beschouwd, moet de werknemer het kunnen weigeren en tegelijk beschermd blijven door de werkloosheidsverzekering. Met andere woorden: het gebrek aan een passend jobaanbod en een weigering ervan om gegronde redenen, moeten een uitzondering vormen op de beperking in tijd.
2. De werknemer moet zelfs een passend bod kunnen weigeren
Ten tweede herinnert het ABVV eraan dat, zelfs als een job als passend wordt beschouwd, de werknemer één of meerdere gegronde redenen tot weigering kan inroepen. Deze gegronde redenen om te weigeren mogen vervolgens niet leiden tot een sanctie. De moeilijkheid daarbij is dat het de werkzoekende is die moet bewijzen dat er sprake is van één of meerdere redenen om het jobaanbod te weigeren. De controlediensten van de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling (en in geval van betwisting van de sanctie, de arbeidshoven- en rechtbanken) zullen de criteria geval per geval evalueren en rekening houden met de specifieke omstandigheden.
3. Nood aan meer criteria
Ten derde vraagt het ABVV dat er meer criteria in overweging worden genomen om een jobaanbod als passend te beschouwen: er moet rekening gehouden worden met de leeftijd, kwalificaties, beroepservaring, moeilijkheden en kosten die samenhangen met de tewerkstelling (bijv. kinderopvang, mobiliteit).
4. Bescherm werkzoekenden met onzekere contracten
Ten vierde vraagt het ABVV dat, indien de voorgestelde job niet toelaat om op termijn opnieuw rechten op werkloosheid te openen, de werknemer ten minste het recht kan heropenen voor de duur van de gewerkte periode na de uitsluiting. Zo wordt een duurzame begeleiding en bescherming richting een stabiele job gewaarborgd. De bestaansreden van een werkloosheidsverzekering is namelijk om mensen te beschermen tegen het risico op (onvrijwillig) jobverlies en dus tegen het verlies van beroepsinkomsten. Hierbij geldt het verzekeringsprincipe: de werknemer betaalt bijdragen om beschermd te zijn.
Wie van de werkloosheid wordt uitgesloten met onzekere contracten, waardoor hij niet kan terugvallen op de werkloosheid, wordt als het ware uitgesloten met uitstel. Deze situatie, in combinatie met de mogelijkheid om de werkloosheidsperiode te verlengen via korte gewerkte periodes en de mogelijkheid om ontslag te nemen, vormt een frontale aanval op het verzekeringsmechanisme van de werkloosheidsregeling. Bovendien werkt dit situaties in de hand waarbij de werknemer werkloosheid afwisselt met korte gewerkte periodes. Dit wordt bevestigd door een studie van de RVA: “Onderbroken tewerkstellingstrajecten resulteren hierdoor vaker in onvoldoende gepresteerde dagen.”
5. De sancties moeten ook hervormd worden
Ten vijfde moet ook de zwaarte van de sancties worden herbekeken, aangezien de toekomstige sancties mogelijk langer zullen zijn dan de eigenlijke werkloosheidsduur. Sommige sancties kunnen namelijk oplopen tot 52 weken of zelfs tot een volledige uitsluiting van het recht op uitkeringen leiden. Deze werden door opeenvolgende regeringen geleidelijk ingevoerd, aangestuurd door de Belgisch context, die de mogelijkheid bood om werkloosheidsuitkeringen te ontvangen zonder beperking in de tijd. Als zulke zware sancties onveranderd blijven dreigt België het Europese land te worden met de zwaarste ratio tussen de duur van het recht en het niveau van de sanctie.
Welk systeem heeft zich dan wel al bewezen?
Zelfs de RVA komt tot de conclusie dat de vrijstellingen en de beroepsopleidingen of studies die binnen dat kader worden ondersteund, de meest effectieve mechanismen zijn om mensen naar duurzaam werk te leiden. Uiteraard vragen zulke trajecten tijd en investeringen, maar ze bieden realistische oplossingen voor een complex probleem – in tegenstelling tot een brute aanpak die volledig losstaat van de realiteit.
Bovendien heeft deze piste nog een bijkomend voordeel: het helpt het aantal openstaande vacatures terug te dringen door werkzoekenden gericht naar knelpuntberoepen te leiden. Het is bijzonder ironisch en onbegrijpelijk dat het ontwerp van de programmawet eveneens de uitkeringen in de tijd beperkt voor personen die een opleiding volgen naar een (knelpunt)beroep (behalve voor zorgkundigen en verpleegkundigen).
Een probleem dat zo complex, gevoelig en veelzijdig is, kan niet zomaar worden opgelost met uitsluitingen. Het is de bedoeling van de regering om een bepaalde werkzaamheidsgraad te bereiken en op middellange en lange termijn te besparen. Om dat te bereiken moet ze op zijn minst duurzame jobs creëren, (langdurige) begeleidingen vooropstellen, investeren in opleidingen en stoppen met het promoten van de meest flexibele vormen van tewerkstelling. Deze flexibele tewerkstellingen dragen bovendien niet of minder bij aan de sociale zekerheid, en al even weinig aan de werkzaamheidsgraad (denk aan studentenjobs en flexi-jobs).
Auteur: hugues.ghenne@abvv.be