Kan een ontmanteld sociaal overleg een interprofessioneel akkoord opleveren?

Gepubliceerd op

Er zijn genoeg thema’s om straks een inhoudelijk sterk interprofessioneel akkoord 2025-2026 mee af te sluiten. Maar de kern van een akkoord is door overheidsinterventie uit het overleg weggesneden: van de loonmarge is geen spoor te bekennen.

Een fundament van iedere welvaartsstaat is sociaal overleg. In dat overleg maken vakbonden en werkgevers autonoom afspraken over thema’s die op hen betrekking hebben: lonen en arbeidsvoorwaarden, sociale zekerheid, arbeidsmarkt en meer. Die autonomie is vastgelegd in internationale verdragen, denk aan de IAO conventie 98 over het “recht zich te organiseren en collectief te onderhandelen” of het Europees sociaal handvest.

Zelfstandig overleg

In België werd sociaal overleg over het algemeen steeds gerespecteerd. Regeringen gaven meestal een ‘stamp of approval’ aan akkoorden tussen sociale gesprekspartners. Daarmee werden tegenstellingen binnen de regering overbrugd en sociale vrede gegarandeerd: de akkoorden hadden binnen de bonden immers een democratisch proces doorlopen.

Dat systeem van zelfstandig sociaal overleg is de afgelopen jaren zwaar ondergraven. Het kantelpunt was de financiële crisis van 2008. Onder druk van de financiële markten en het economisch toezicht dat door de EU op poten werd gezet, kozen regeringen voor hervormingen van neoliberale inslag. Sociaal overleg, en zeker vakbonden, staan zulke hervormingen in de weg. Het gevolg is evident: de spelregels van het sociaal overleg werden strikter en het speelveld verkleind. En dat door directe overheidsinterventie. Niet langer zaten twee partijen aan de onderhandelingstafel, maar speelde een derde, de regering, een allesbepalende rol.

Tot nul herleidt

Neem het interprofessionele loonoverleg. Het tweejaarlijkse interprofessionele akkoord (IPA) heeft als kerndoel het vastleggen van een loonmarge. De loonmarge geeft een richtlijn om in de sectoren loonafspraken te maken. Sinds de hervorming van de loonwet in 2017 is het onmogelijk geworden om nog tot een loonakkoord te komen, omdat de aangepaste parameters in de loonwet de loonmarge steeds vaker tot nul herleiden. De regering legt op die manier eenzijdig een loonmatiging op.

Met de huidige regering is de overheidsinterventie in de loonvorming opnieuw allesbepalend. In februari publiceerde de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) haar technisch verslag met daarin de loonmarge. Die bedraagt voor de tweede keer op rij nul. Onder de ‘oude’ wet had de loonmarge tegen het procent aangeleund. Dat is nog steeds niet indrukwekkend, maar daarmee hadden de sectoren wel de vrijheid om naargelang hun productiviteitsniveau en de winstcijfers in de sector af te wijken van de loonmarge. De sociale gesprekspartners werden oud en wijs genoeg beschouwd om te bepalen wat nodig is om hun sector competitief te houden.

Overheidsinterventie

Vandaag stopt de overheidsbemoeienis niet bij de loonmarge. De regering-De Wever besluit zonder enig overleg de maaltijdcheques en het minimumloon te verhogen. Klinkt positief, maar dat zulke maatregelen tot de kern van het sociaal overleg behoren en dus cao’s vereisen, lijkt haar te ontgaan. Op vlak van arbeidsmarkthervormingen eenzelfde plaatje: de sluis van flexi-jobs gaat in alle sectoren open. Of neem het brute afschaffen van het brugpensioen (SWT) van de ene op de andere dag. Dat zulke maatregelen een fundamentele impact hebben op de werkvloer en dus overleg vergen, laat de regering koud.

Het sociaal overleg wordt zo herleid tot een schokdemper dat grof regeringsbeleid moet intomen. In dat kader past het mini-akkoord dat binnen de Groep van Tien werd gesloten over het uitstel van het einde van SWT en de verstrenging van de landingsbanen: hadden de sociale partners niet ingegrepen, hadden duizenden mensen in de kou gestaan wegens ondoordacht – niet overlegd – regeringsbeleid.

Onderhandelingstafel

Dat alles vormt de proloog van de interprofessionele onderhandelingen die nu van start gaan. Er is genoeg materie om op tafel te leggen. De inflatie blijkt in 2025 een pak lager dan voorzien, dus is het geen tijd om de loonmarge te herrekenen, zoals de CRB dat in 2019 ook deed? Hoe kan de koopkracht van werknemers in onzekere tijden versterkt worden? Hoe zorgen we er bijvoorbeeld voor dat de regeringsbeslissing om de maaltijdcheques te verhogen zoveel mogelijk werknemers ten goede komt? 

Welk groeipad kan worden uitgestippeld voor het minimumloon? Een akkoord uit 2021 legt de koppeling tussen de minimumlonen in België en Duitsland. Het Duitse minimumloon stijgt naar vijftien euro in 2026 – volgt het Belgische? En wordt het geen tijd om dat armtierige wettelijk verlof van twintig dagen uit te breiden? Andere thema’s die aan bod moeten komen, zijn uiteraard de door de regering opgedrongen flexibiliteit en het eindeloopbaandebat en laten we  mobiliteit zeker niet vergeten.

Controlemechanismen

Zulk interventionistisch beleid ‘stiefmoederlijk’ noemen, is eufemistisch. Het is een inbreuk tegen het internationaal recht. De Internationale Arbeidsorganisatie was na een klacht van de Belgische vakbonden in 2022 duidelijk: in België is er een significante begrenzing van de sociale gesprekspartners om autonoom lonen te onderhandelen, de loonwet is onverenigbaar met IAO conventie 98. De IAO raadde de regering aan om de loonwet te hervormen en de sociale gesprekspartners de criteria vast te laten leggen die de lonen bepalen.

De regering-De Wever besloot de aanbeveling van de IAO in haar regeerakkoord alvast te negeren en de loonwet in haar huidige vorm te behouden. Ze vraagt aan de sociale gesprekspartners een advies over de loonwet. Met een regering die voluit kiest voor loonmatiging en een ongeziene minachting toont voor het sociaal overleg, moet worden gevreesd dat een advies zonder pardon bij het grofvuil belandt.

Deze regering mag niet vergeten dat het interprofessioneel overleg nog steeds haar rol te spelen heeft. De organisaties binnen dit overleg hebben een sterke fundering en representativiteit. In een tijd waarin  democratische controlemechanismen stilletjes worden afgebroken, moet sociaal overleg gerespecteerd blijven en versterkt worden. Laat een inhoudelijk sterk interprofessioneel akkoord een eerste stap in die richting zijn.

Auteur: lars.vandekeybus@abvv.be