RSZ-beheerscomité brengt advies uit over Programmawet

Gepubliceerd op

Op 11 april bereikte de federale regering het zogenaamde ‘Paasakkoord’, een geheel van maatregelen aangekondigd in het regeerakkoord met budgettaire impact in 2025. De regering wil de Programmawet 2025 al voor het zomerreces door de Kamer laten goedkeuren. 

Voor een aantal maatregelen formuleerden de beheerscomités al voor het Paasakkoord van 11 april adviezen over de eerste teksten. De regering sleutelde haar voorstellen op bepaalde punten bij. Voor de volledigheid, voor de luiken ‘return to work’, werk en sociale zaken formuleerde de Nationale Arbeidsraad (NAR) op 5 mei een unaniem advies. De federale regering zet in de tweede helft van mei de discussie over de Programmawet 2025 verder.

De (meeste) pensioenmaatregelen lagen voor in het FPD-beheerscomité van eind maart. Het ging over een eerste ontwerp van Programmawet, het zogenaamde ‘Paasakkoord’ week op bepaalde punten af van de teksten die voorlagen. Voorwerp van discussie waren de stopzetting van de pensioenbonus-Lalieux, de geplafonneerde indexering van pensioenen en de bijkomende solidariteitsbijdrage voor aanvullende pensioenen boven de 150.000 euro. 

Verdeeld advies

Over het pensioenluik brachten vakbonden en werkgeversorganisaties een (quasi) verdeeld advies uit. Terwijl de vakbonden zich kritisch toonden voor de maatregelen die voorliggen, brachten de werkgevers een positief advies uit. Ze achten dat de maatregelen de budgettaire houdbaarheid van ons pensioenstelsel ten goede komen. 

De vakbonden betreuren de afschaffing van de pensioenbonus-Lalieux en vooral dat dat gebeurt zonder grondige impactevaluatie. Het FPD-beheerscomité vroeg immers in het najaar 2023 unaniem om de pensioenbonus eind 2026 grondig te evalueren op basis van een aantal impactindicatoren. De vakbonden stellen ook dat het ‘jojobeleid’ vanuit de overheid tot onbegrip en misverstanden bij de burger leidt. 

De geplafonneerde indexering van pensioenen beschouwen de vakorganisaties als een regelrechte contractbreuk ten opzichte van de gepensioneerden. Met de maatregel zouden sommige Belgische pensioenen niet langer koopkrachtvast zijn.

Lege welvaartsenveloppe

De geplafonneerde indexering komt boven op de voorziene afschaffing van de perequatie en het ‘leeghalen’ van de welvaartsenveloppe voor de hele legislatuur. Er dreigt opnieuw substantiële welvaartserosie voor de pensioenen, net als in de jaren 1980 en 1990. In een gezamenlijk stuk vragen de sociale gesprekspartners voldoende tijd en middelen voor de Federale Pensioendienst (FPD) om de maatregelen om een correcte manier te kunnen uitvoeren.

De federale regering sleutelde, onder meer door deze opmerkingen, nog aan de voorstellen. Zo voorziet het ‘Paasakkoord’ van 11 april dat de pensioenbonus-Lalieux pas eind 2025 verdwijnt. De eerste teksten van minister Jambon voorzagen een stopzetting vanaf juli 2025. 

Wat de ingreep in de indexering van pensioenen betreft, behouden de bovengemiddelde pensioenen (vanaf 5.250 euro bruto of 3.180 euro netto per maand) een indexering a rato van het minimumpensioen. In de eerste teksten was er nog sprake van volledige non-indexering. De nieuwe ontwerpen van reglementaire teksten verduidelijken bovendien dat het gaat over een tijdelijke maatregel. Vanaf 2030 zouden alle wettelijke pensioenen terug integraal geïndexeerd worden. 

Wyninckxbijdrage

Een specifieke maatregel voor de aanvullende pensioenen – de verhoging van de zogenaamde ‘Wyninckxbijdrage’ – lag dan weer voor advies voor in het Beheerscomité Sociale zekerheid. Dat tripartite samengesteld beheerscomité ziet toe op de financiële stromen in de sociale zekerheid van werknemers, het zogenaamde ‘RSZ-Globaal beheer’. 

De Wyninckxbijdrage is een bijzondere socialezekerheidsbijdrage geheven op (uitzonderlijk) hoge aanvullende pensioenkapitalen. De bijdrage wordt betaald door de werkgever (of zelfstandige) als de aangroei van de verworven reserve in het betrokken jaar ertoe leidt dat het totaal pensioen (= 1ste & 2de pijler samen) het maximumpensioen voor vastbenoemden overschrijdt (€8.291,60 bruto; bedrag februari 2025). De opbrengst van die Wyninckxbijdrage gaat naar het RSZ-Globaal beheer. 

Over die hogere Wyninckxbijdrage formuleerden de sociale partners een verdeeld advies. De werkgevers brachten een negatief advies uit en stellen dat de maatregel ingaat tegen de door de sociale gesprekspartners tot 2028 gevraagde (para)fiscale standstill. De vakbonden wensen dan weer dat er op termijn uitvoering wordt gegeven aan de aanbeveling van het Rekenhof uit 2020 door klassieke socialezekerheidsbijdragen te heffen bij overschrijding van de Wyninckxdrempel.

Solidariteitsbijdrage arbeidsongeschiktheid

Het RSZ-beheerscomité bracht tot slot advies uit over een specifiek onderdeel uit het geheel aan maatregelen uit het terugnaarwerkbeleid: de solidariteitsbijdrage voor werkgevers tijdens primaire arbeidsongeschiktheid. 

De Programmawet voorziet dat werkgevers een bijdrage moeten betalen ter omvang van 30 percent van de ziekte-uitkering tijdens de tweede en de derde maand arbeidsongeschiktheid. Los van de principiële standpunten van beide banken, formuleerden vakbonden en werkgevers een aantal gezamenlijke opmerkingen. Zo stellen ze zich vragen bij de motivering om kmo’s (werkgevers met minder dan 50 werknemers) uit te sluiten van de solidariteitsbijdrage. 

De sociale gesprekspartners stellen ook gezamenlijk dat de opbrengst van de solidariteitsbijdrage beter zou worden toegewezen aan specifieke projecten gericht op preventie en re-integratie van zieke werknemers. Het RIZIV-beheerscomité werd ook om advies gevraagd, maar daar bereikten de sociale partners niet tijdig een akkoord over een gezamenlijke tekst. Voor de volledigheid, over het luik ‘return to work’ formuleerde de NAR een omvattend advies op 5 mei.

Auteur: olivier.pintelon@abvv.be