Uitwerking ‘familiekrediet’ volgens CD&V: voornaamste kritieken

Gepubliceerd op
In het op 31 januari 2025 gesloten regeerakkoord is op het vlak van verlofstelsels onder andere de invoering van een ‘familiekrediet’ te vinden. Op 26 mei 2025 werd door parlementsleden van CD&V een voorstel van resolutie ingediend inzake de invoering van het familiekrediet.
In dit voorstel van resolutie wordt uit de doeken gedaan hoe CD&V de uitwerking van het familiekrediet wenst te zien. Toch komt de uitwerking van het familiekrediet in eerste instantie toe aan minister van Werk, David Clarinval (MR).
Achteruitgang vergoeding
Het eerste deel van het CD&V-voorstel omvat moederschapsrust en geboorteverlof. De vooropgestelde vergoeding tijdens de opname van dit eerste deel is een achteruitgang ten opzichte van de actuele situatie. Dit geldt voor de eerste 30 dagen moederschapsrust, alsook voor het volledige geboorteverlof.
In het voorstel wordt uitgegaan van een uitkering gelijk aan 82 procent van een begrensd brutoloon (de eerste drie dagen ten laste van de werkgever). Actueel is voor de eerste 30 dagen moederschapsrust ook 82 procent van het loon voorzien, zonder dat dit echter begrensd is. En voor geboorteverlof is er tijdens de hele duur geen sprake van een begrensde verloning (de eerste drie dagen zelfs 100 procent loon ten laste van de werkgever).
Dat voor elk van de drie delen van het ‘familiekrediet’ in het voorstel gewerkt wordt met een verschillende vergoeding (en vergoedingsbron), zorgt bijkomend voor onnodige complexiteit.
Opnameduur tijdskrediet
Het derde deel van het CD&V-voorstel is eigenlijk enkel een licht gewijzigde versie van het tijdskrediet met motief ‘zorg voor een eigen kind jonger dan 8 jaar’. Het is positief dat in het voorstel de leeftijdsgrens voor het kind wordt opgetrokken naar 18 jaar. Negatief is evenwel dat de maximale opnameduur voor dit motief beperkt wordt tot 10 maanden, daar actueel er tot 51 maanden kunnen worden opgenomen (waarvan tot 48 maanden met uitkeringen).
De andere motieven tijdskrediet blijven naast het familiekrediet bestaan. Wie dus tijdskrediet wil nemen om te zorgen voor zijn kind, zal op creatieve wijze andere motieven moeten inroepen dan het net hiervoor voorziene motief, ‘zorg voor een eigen kind jonger dan 8 jaar’.
Voorwaardelijk
Voorafgaand aan de aanvraag voor delen twee en drie van het familiekrediet, moet de aanvrager minstens een jaar tewerkstelling kunnen voorleggen gedurende de 15 maanden voorafgaand aan de aanvraag. Iets wat zeker te bekritiseren valt.
Dit doorprikt het idee dat de “24 maanden” onvoorwaardelijk toegekend worden. En bemoeilijkt de opname door grootouders of plusouders van delen van het familiekrediet, gezien deze ook aan de tewerkstellingsvoorwaarde zullen dienen te voldoen. Bovendien wordt niet uitgeklaard wat concreet onder een jaar tewerkstelling dient begrepen te worden: voltijds? 4/5de?
Uitbreinding naar zelfstandigen
Het openstellen van het familiekrediet voor zelfstandigen zonder duidelijkheid te scheppen over welke financiering hier tegenover staat (in het bijzonder zonder dat hier een verhoging van de SZ-bijdragen van zelfstandigen vermeld wordt), is potentieel zeer riskant. Gegeven het hier over een forse uitbreiding van de verlofmogelijkheden voor zelfstandigen gaat.
Enkel kijkend naar de moederschapsrust, bedraagt die actueel voor zelfstandigen 3 verplichte en 9 facultatieve weken. In het CD&V-voorstel gaat het in het eerste deel over 30 weken, waarvan tot 18 weken door eenzelfde ouder kunnen worden opgenomen. Nog duidelijker is het derde deel van het voorstel, dat in se gewoon een tijdskrediet voor een bepaald motief is.
Zelfstandigen hebben op dit ogenblik geen mogelijkheid tot het opnemen van tijdskrediet. In dit voorstel wordt hen direct 10 maanden tijdskrediet toegekend.
Onzekerheid bij echtscheiding
De koppeling van het familiekrediet aan een kind, zorgt ook voor onverwachte problemen. Zo wordt in het CD&V-voorstel voorzien dat in geval van echtscheiding de onderlinge verdeling tussen de ouders door de ouders zelf dient afgesproken te worden. Deze regeling dient dan bekrachtigd te worden. In het geval van het niet bereiken van een akkoord, wordt de regeling vastgelegd door een rechter. Hetgeen toch heel wat onnodige onzekerheid met zich meebrengt voor de betrokkenen. En dit op een ogenblik dat de onderlinge verhouding tussen beide ouders al op gespannen voet staat.
We roepen de parlementsleden op om deze kritieken ter harte te nemen en hun voorstel van resolutie te herwerken.
Auteur : Lander.vanderlinden@abvv.be