Welke evolutie en trends zien we over arbeidsongeschiktheid in 2024?

Gepubliceerd op

Het Beswic (Belgisch kenniscentrum over welzijn op het werk) publiceerde recent nieuwe cijfers inzake re-integratie en medische overmacht in 2024. We zien onder andere een toename van het aantal informele re-integratietrajecten en een stijging van 10 % van de werknemer de arbeidsarts vraagt om ander of aangepast werk te zoeken. Maar ook andere cijfers verdienen een langere blik.

Vergelijkbare cijfers voor 2023 werden eerder gepubliceerd op de website van de FOD WASO. Deze cijfers hebben alleen betrekking op de tien erkende externe diensten voor preventie en bescherming op het werk. Andere statistieken en informatie (bijvoorbeeld die van interne diensten) zijn dus niet mee opgenomen.

Medische overmacht en re-integratie

Toch kunnen we bepaalde trends afleiden, aangezien deze tien externe diensten samen ongeveer 240.000 klanten-werkgevers in hun portefeuille hebben, die samen een personeelsbestand van meer dan 4.060.000 werknemers vertegenwoordigen. 

Zoals eerder vermeld zijn de meest opvallende veranderingen te vinden in de toename van het aantal informele re-integratietrajecten (bezoeken voorafgaand aan de werkhervatting). Daarnaast zien we een stijging van 10 % van het aantal situaties waarin de werknemer de arbeidsarts vraagt om de mogelijkheden voor ander of aangepast werk te onderzoeken. Dit gebeurt in het kader van de door de werkgever opgestarte procedure van medische overmacht.

Minder interne preventiediensten?

We zien een toename van het aantal aangesloten werkgevers-klanten (dit kan worden toegeschreven aan verschillende factoren: niet langer rendabel om een interne preventiedienst te behouden, het ontstaan van nieuwe ondernemingen, enz.) wat ook tot gevolg had dat het aantal werknemers bediend door de externe diensten gestegen is (met 300 000 ongeveer).

Naast een afname van het aantal beslissingen betreffende formele re-integratietrajecten (rond 300) zijn informele re-integratietrajecten (bezoeken voorafgaand aan de werkhervatting) wel toegenomen (met ongeveer 8700).

Re-integratietraject (RIT)

Het aantal formele re-integratietrajecten opgestart op vraag van de werkgever is gedaald met 1,5 %, maar het aantal inhoudelijke beslissingen van de arbeidsarts is daarentegen toegenomen. Deze inhoudelijke beslissingen zijn A- en B-beslissingen waarbij de arbeidsarts voldoende gegevens heeft om een beslissing ten gronde te nemen.  De A- en B-beslissingen waren in 2024 goed voor ongeveer 3,30 %, het aantal C-beslissingen (wanneer arbeidsarts onvoldoende gegevens heeft om een beslissing te nemen, meestal omdat een RIT medisch gezien te vroeg opgestart is) is daardoor integendeel gedaald. 

Het aantal formele re-integratietrajecten opgestart op vraag van de werknemers is ook gestegen met 1,5 % (het aantal A- en B-beslissingen is ook toegenomen, met de grootste stijging bij A-beslissingen met 3,36 %). Er is ook een stijging met 2500 (in absolute cijfers) in het aantal contacten met de arbeidsongeschikte werknemer door de arbeidsarts na 4 weken arbeidsongeschiktheid.

Medische overmacht

Het aantal beslissingen genomen in het kader van een bijzondere procedure medische overmacht is jammer genoeg ook toegenomen met 2 613  in absolute cijfers (van 23 074 in 2023 tot 25 687 in 2024).

Hierin zit een heel lichte daling (met 0,29 %) van het aantal procedures van medische overmacht op vraag van de werkgever, maar er is wel een grotere stijging (met 2,83 %) van de gevallen wanneer de werknemer niet definitief ongeschikt was gevonden voor zijn overeengekomen werk (d.w.z. dat er eigenlijk geen medische gronden was om deze procedure op te starten).

Indien de werknemer wel definitief ongeschikt werd verklaard door de arbeidsarts tijdens de procedure opgestart door de werkgever, hebben de werknemers in 2024 in 10 % (!) meer gevallen gevraagd om de mogelijkheden voor aangepast of ander werk te onderzoeken (een van de sterkste stijgingen in de nieuwe statistieken van 2024).

Daarnaast is er een lichte stijging (0,29 %) van het aantal procedures medische overmacht opgestart op vraag van de werknemer. In dit geval vragen de werknemers bijna nooit om de mogelijkheden voor een ander of aangepast werk te onderzoeken, wat vrij logisch lijkt gezien hier de medische overmacht ingeroepen wordt door de werknemer zelf. 

Toch zien we in 2024 een lichte stijging van 3,15 % naar 3,66 % van de situaties wanneer de werknemers dat toch doet (hiervoor zijn verschillende verklaringen mogelijk, maar de meest voor de hand liggende is dat deze procedure van medische overmacht per ongeluk of onder druk van de werkgever werd gestart). 

Auteur : Anna.Makhova@abvv.be