Werkloosheidsuitkeringen – Afschaffing van de belastingvermindering – Impact op de tijdelijke werkloosheid

Gepubliceerd op
De N-VA had het in haar programma opgenomen, Arizona vermeldde het in de regeringsverklaring, minister Jambon concretiseerde het in het zomerakkoord met de zegen van de andere regeringsleden: de regering BDW-GLB is van plan de bestaande belastingvermindering voor werkloosheidsuitkeringen af te schaffen.
De concrete invulling van deze maatregel werd goedgekeurd in het kader van het fiscaal luik van het zomerakkoord.
Deze afschaffing zal in 2 stappen worden verwezenlijkt:
-
Vanaf 1 januari 2026 (belastingaangifte 2027) zal deze belastingvermindering worden teruggebracht tot een kwart, en in sommige gevallen zal ze tot de helft worden verminderd: voor de ‘echte’ alleenstaande ouders van wie het netto globaal belastbaar inkomen uitsluitend uit werkloosheidsuitkeringen bestaat.
- De volledige afschaffing zal plaatsvinden vanaf 1 januari 2029 (aangifte 2030).
Historisch gezien werd deze vermindering ingevoerd om het 'bruteren' van de uitkeringen te vermijden (door dus geen transfer door te voeren van de Sociale Zekerheid naar het federaal niveau... en de Gewesten) en om de koopkracht te vrijwaren van de uitkeringsgerechtigden (die sowieso al hebben moeten inleveren op hun inkomen, en dit met minstens 40 %).
Huidige regeling
Samengevat kan de huidige belastingvermindering voor werkloosheidsuitkeringen als volgt worden omschreven:
- De belastingvermindering wordt berekend per belastingplichtige.
- De belastingvermindering is onderworpen aan een dubbele beperking.
De belastingvermindering wordt berekend op basis van 2 elementen:
1° het totale bedrag van de werkloosheidsuitkeringen
2° om vervolgens, indien van toepassing, beperkt te worden in functie van het aandeel van deze uitkeringen in het globaal belastbaar inkomen.
Deze verminderingen worden slechts integraal toegekend in de situaties waarbij de belastingplichtige in het kalenderjaar geen enkele andere soort van (vervangingsinkomen of andere) inkomsten heeft ontvangen.
In het andere geval wordt slechts een deel van de belastingvermindering toegekend, en dit proportioneel met het aandeel van de werkloosheidsuitkeringen in het gezamenlijk (globaal) belastbaar inkomen (GBI) van de persoon die deze uitkeringen heeft ontvangen.
Deze geïndividualiseerde vermindering neemt dus desgevallend af in functie van het aandeel van het vervangingsinkomen in het globaal belastbaar inkomen van de ontvanger van het vervangingsinkomen.
In situaties waarin de uitkeringsgerechtigde gedurende een bepaald jaar enkel werkloosheidsuitkeringen heeft ontvangen, was dit systeem zo ontworpen dat er geen belasting verschuldigd was voor dit vervangingsinkomen wanneer het bedrag van deze uitkeringen niet hoger was dan het maximumbedrag van de wettelijke werkloosheidsuitkering die tijdens de eerste twaalf maanden van volledige werkloosheid kan worden toegekend. Het systeem houdt er dus rekening mee dat de betrokkene al minstens 40 % van zijn inkomen had verloren.
Aangezien slechts een deel van de belastingvermindering wordt toegekend, en dit in verhouding tot het aandeel van het vervangingsinkomen in het totale belastbare inkomen van de persoon die dit vervangingsinkomen heeft ontvangen, maakt deze regeling het moeilijk om het niveau van de verschuldigde belastingbijdragen te voorspellen voor belastingplichtigen die in hetzelfde kalenderjaar een werkloosheidsuitkering combineren met een loon.
Hoewel deze situatie vooral voorkomt in gevallen van tijdelijke of gedeeltelijke werkloosheid (o.a. IGU, economische werkloosheid, enz.), zorgde dit er toch voor dat er rekening werd gehouden met het geleden inkomstenverlies van de betrokken belastingplichtigen.
De vooropgestelde afschaffing en de gevolgen ervan
De Arizona-regering heeft aldus beslist om vanaf 1 januari 2029 de bestaande belastingvermindering voor werkloosheidsuitkeringen volledig af te schaffen. De memorie van toelichting bij het voorontwerp van wet tot afschaffing hiervan stelt het volgende:
“De regering wil werken belonen en zal daartoe negatieve arbeidsprikkels schrappen of bijsturen.”.
De werkloosheidsuitkering zou dus eenvoudigweg worden onderworpen aan de tarieven van de PB, zonder rekening te houden met het geleden inkomstenverlies (minstens 40 %) en met het feit dat de betrokken belastingplichtigen aan financiële verplichtingen moeten voldoen (hypothecaire lening, huur, autolening, …) die ze zijn aangegaan op basis van een hoger beroepsinkomen.
Deze gevolgen zullen zich laten voelen voor de werkne(e)m(st)ers zowel in de situatie van vergoede volledige werkloosheid als bij tijdelijke werkloosheid.
Voor de uitkeringen van tijdelijke werkloosheid zal deze afschaffing van de belastingvermindering en de gevolgen ervan op de eindbelasting uiteraard worden doorberekend in de maandelijkse inhouding van de bedrijfsvoorheffing.
Momenteel wordt een bedrijfsvoorheffing van 26,75 % ingehouden op alle uitkeringen van tijdelijke werkloosheid.
Bij ontstentenis van een vermindering voor de vervangingsinkomens - werkloosheidsuitkering, zou de inhouding van de bedrijfsvoorheffing 40 % moeten bedragen om in overeenstemming te zijn met de eindbelasting die verschuldigd zal zijn op deze uitkering van tijdelijke werkloosheid.
Met de beslissing om deze belastingvermindering voor werkloosheidsuitkeringen af te schaffen, zal de regering BDW-GLB ervoor zorgen dat de werkloosheidsuitkeringen zwaarder zullen worden belast dan loon (geen forfaitaire beroepskosten) en werkne(e)m(st)ers die terechtkomen in een situatie van werkloosheid, zelfs al is het maar voor enkele maanden, zullen vaststellen dat ze in een financiële toestand van verarming komen.
Terwijl de regering had beloofd om de fiscale bijdrage van de werkne(e)m(st)ers te verminderen, zal de afschaffing van deze belastingvermindering rechtstreeks een hele reeks werkne(e)m(st)ers benadelen, waaronder zij die zich in een situatie van tijdelijke werkloosheid bevinden.
Voor die werkne(e)m(st)ers in tijdelijke werkloosheid zal deze afschaffing tot gevolg hebben dat in de overgrote meerderheid van de gevallen met lonen tot € 3.000, de verhoging van de belastingbijdrage die voortvloeit uit de afschaffing van deze belastingvermindering, méér zal bedragen dan het door de werkgevers (rechtstreeks of via een sectorfonds) betaalde uitkeringssupplement.
Het belang van de tijdelijke werkloosheid
In een éénparig advies binnen het Beheerscomité van de Pensioenen ter attentie van minister Jambon hebben de sociale gesprekspartners nochtans het belang benadrukt van dit stelsel van tijdelijke werkloosheidsuitkeringen. In dit advies, dat dateert van eind juni 2025, hebben de sociale gesprekspartners duidelijk gesteld dat deze maatregel “een meer haalbaar einde van de loopbaan garandeert, ook voor de zware beroepen, waardoor de aanzienlijke toename van het aantal langdurige zieken vanaf 55 jaar kan afgeremd worden. Bovendien zal het vervroegd pensioen minder snel worden opgenomen […] Het betreft hier bovendien een economische steunmaatregel voor werkgevers waarmee zij arbeidsovereenkomsten kunnen opschorten om de activiteit in stand te houden. De werknemers blijven dus verbonden aan hun arbeidsovereenkomst en zijn niet beschikbaar voor de arbeidsmarkt. Ze kunnen niet geactiveerd worden want ze moeten het werk hervatten wanneer de economische activiteit heropstart. Er is bijgevolg een verschil tussen tijdelijke werkloosheid en klassieke werkloosheid. Globaal gezien vertegenwoordigt de tijdelijke werkloosheid maar 0,8 % van de activiteit van de loontrekkende. […] . Belgische ondernemingen zijn veel veerkrachtiger dan andere dankzij deze maatregel van tijdelijke werkloosheid.”.
In deze context blijft het ABVV het behoud vragen van ten minste het huidige stelsel van belastingvermindering voor tijdelijke werkloosheidsuitkeringen, met name om het netto-inkomen van de betrokken werkne(e)m(st)ers te vrijwaren.
Auteur : christophe.quintard@abvv.be