4 argumenten tegen de loonnormwet
Gepubliceerd op
Werkgevers verklaren publiekelijk dat ze de lonen niet willen verhogen, dat het "nul procent wordt en niets anders". En dat terwijl de loonkloof met de buurlanden kleiner lijkt te worden, zoals bijvoorbeeld in Duitsland, waar net stevige loonsverhogingen bedongen zijn. De feiten geven ons gelijk.
De mobilisatie van meer dan 80.000 mensen in september, plus de succesvolle staking van 9 november, zet ons ertoe aan de strijd tegen de loonnormwet (de beruchte wet van '96) voort te zetten. Waarom? Hierbij ons antwoord in 4 korte punten.
1. De wet van ’96 maakt dat werknemers niet krijgen wat ze verdienen.
De productiviteit van werknemers gaat omhoog. De winstmarges van bedrijven nemen toe. Het loonaandeel in de gecreëerde rijkdom neemt af. Er zit dus structureel iets fout in hoe we onze welvaart verdelen omwille van deze wet.
2. De wet van ’96 gaat in tegen fundamentele internationale rechtsnormen.
De IAO stelt dat de Belgische overheid te sterk tussenkomt in de loononderhandelingen en een veel te beperkend kader oplegt. De wet van ’96 zorgt voor een inbreuk op de fundamentele vrijheid van onderhandelen van de sociale gesprekspartners.
3. De wet van ’96 zit ronduit oneerlijk in elkaar.
De wet van ’96 vergelijkt op foute wijze de loonkosten in België met die in de buurlanden. De loonkosten in België worden kunstmatig zo’n €16,5 miljard hoger ingeschat dan in werkelijkheid het geval is.
4. De wet van ’96 strookt niet met de economische realiteit.
Heel wat bedrijven zijn op zoek naar werknemers en willen maar al te graag extra belonen om hun (knelpunt)vacatures in te vullen. De loonwet maakt het onmogelijk om dit op conventionele wijze te bereiken en de ‘loondrift’ is historisch hoog. Onbegrijpelijk.