907 miljoen besparingen in de gezondheidszorg

Gepubliceerd op
Ondanks de retoriek over investeringen in de gezondheidszorg moet er in de realiteit worden bespaard. Hoe kan dat? De regering De Wever beperkt de groei van de uitgaven in de gezondheidszorg voor 2026 tot 2%. Die groei ligt lager dan de door het Planbureau berekende natuurlijke groei van de uitgaven in de gezondheidszorg.
Die uitgavengroei wordt meestal op het conto van de vergrijzing geschreven, maar in werkelijkheid is de oorzaak vooral de uitgavengroei aan de farmaceutische industrie. Dat is belangrijk om in het achterhoofd te houden wanneer we hieronder tot de verdeling van de besparingen komen.
De verdeelsleutel
263,7 van de 907 miljoen bestaat uit besparingen die al werden afgesproken, maar nog moeten worden uitgevoerd. 25 miljoen wordt extra ingehouden op de administratiekosten voor de Verzekeringsinstellingen. Voor 2026 moet er dus nog 618,5 miljoen euro aan nieuwe besparingen worden gevonden. Deze besparing wordt op voorstel van de Algemene Raad van het RIZIV, waar het ABVV in is vertegenwoordigd, onderverdeeld in 275 miljoen euro voor de sector geneesmiddelen en 343 miljoen euro binnen andere sectoren.
De regering stelt voor om de besparing van 343 miljoen euro in te vullen door de overconsumptie tegen te gaan in de klinische biologie, medische beeldvorming, speciale verstrekkingen en heelkunde. Daarnaast wil ze bepaalde prestaties in de ziekenhuizen minder vergoeden door ze te verschuiven bijvoorbeeld van daghospitalisatie naar ambulante zorg. Bij dat laatste dreigen meer ereloonsupplementen te kunnen worden gevraagd. In de ambulante zorg hangt het feit of de zorgverlener ereloonsupplementen mag aanrekenen af van de conventioneringsstatus van de zorgverlener, terwijl dit in een ziekenhuis afhangt van een eenpersoonskamer dan wel een meerpersoonskamer.
Weg wijkgezondheidscentra?
Daarnaast wil de regering ook besparen bij de wijkgezondheidscentra door er geen nieuwe meer toe te laten in 2026. Dat is erg jammer, want de wijkgezondheidscentra zijn het gezondheidszorgmodel waar we naartoe willen. De artsen ontvangen daar een forfait per patiënt. Daarom zijn ze een doorn in het oog van de traditionele artsen die gesteld zijn op de prestatiegeneeskunde waar ze meer dan goed hun boterham mee verdienen. Tenslotte worden er nog enkele meer technische besparingen genomen.
De 275 miljoen euro besparingen binnen de sector geneesmiddelen worden niet gezocht bij de winsten van de farmaceutische industrie, maar vooral via andere actoren zoals onder meer door het minder terugbetalen van geneesmiddelen door het RIZIV aan ziekenhuizen. De artsen moeten meer generische en biosimilaire geneesmiddelen voorschrijven. De economische marge van apothekers wordt verminderd. 20% van de besparingen binnen de sector geneesmiddelen wordt echter rechtstreeks door prijsverhogingen voor de patiënt opgeleverd.
(Op)hoestende patiënten
In 2025 werd het remgeldplafond in tegenstelling tot vorige jaren geïndexeerd waardoor de patiënt al de facto meer remgeld moest betalen. In 2026 zal de patiënt, zelfs als deze een verhoogde tegemoetkoming geniet, meer moeten betalen voor verschillende geneesmiddelen doordat er minima worden ingevoerd per doosje van een geneesmiddel. Zo moet de patiënt dus 66 miljoen ophoesten voor de gezondheidszorg. Deze maatregel druist lijnrecht in tegen de in de Algemene Raad afgesproken gezondheidszorgdoelstellingen, met name het verhogen van de financiële toegankelijkheid van de zorg.
De opbrengst van deze maatregel gaat gedeeltelijk (26,2 miljoen euro) naar het uitbreiden van de maximumfactuur met meer categorieën van geneesmiddelen. Dat is een goede zaak. Een ander deel van de opbrengst gaat opnieuw naar de farmaceutische sector in het kader van een nieuwe procedure voor een snelle toegang tot nieuwe en innovatieve geneesmiddelen.
De regering schuift een factuur van 87,2 miljoen euro naar de diabetespatiënten en zij die lijden aan maagzuur. De medicijnen voor deze aandoeningen respectievelijk statines en maagzuurremmers worden van categorie verschoven waardoor het remgeld hoger wordt. Dat betekent een stevige prijsverhoging voor een deel van de 880.000 Belgen die vandaag worden behandeld voor diabetes, zo’n 7,6% van de volledige bevolking. Bij Belgen met een kwetsbare socio-economische status wordt 12% behandeld voor diabetes.
Er kan wel degelijk worden bespaard in de zorg, maar in een land waar de patiënt al een veel groter aandeel zelf betaalt ten opzichte van de andere OESO-landen geeft het geen pas om de besparingen door te schuiven naar de patiënt. Ondanks de waarnemende rol zal het ABVV zich in het Verzekeringscomité van het RIZIV verzetten tegen het doorschuiven van de besparingen naar de patiënt.
Auteur : niels.monsrink@abvv.be