Europees minimumloon op losse schroeven?

Gepubliceerd op

Op 19 oktober 2022 keurde het Europees Parlement en de Raad een Richtlijn voor adequate minimumlonen in Europa goed.

De richtlijn heeft als algemene doelstelling betere leefomstandigheden en arbeidsvoorwaarden te verzekeren. Dat wil ze enerzijds doen door wettelijke minimumlonen te versterken. Op die manier wordt immers een opwaartse sociale convergentie gecreëerd en loonongelijkheid verminderd. De Richtlijn zelf bepaalt geen bedrag waaraan het minimumloon moet voldoen, maar verwijst naar een kader dat lidstaten kunnen gebruiken, met name de indicatieve referentiewaarden die gewoonlijk op internationaal niveau worden gebruikt zoals 60% van het bruto mediaanloon en 50% van het gemiddelde brutoloon en/of van indicatieve referentiewaarden die op nationaal niveau worden gebruikt.

Anderzijds wil de richtlijn overal in de EU het collectief onderhandelen rond lonen bevorderen, onder meer door met de verplichting tot een actieplan als de dekkingsgraad voor cao’s geen 80% heeft. 

Deze richtlijn is een belangrijke overwinning voor werknemers en vakbonden, gezien het effect op sociale voortuitgang, het voorkomen van oneerlijke concurrentie op basis van lage lonen en de verankering van het belang collectieve loononderhandelingen in Europese wetgeving. Het is een belangrijke wetgevend instrument voor landen waar vakbonden niet sterk staan, zoals onze collega’s in Oost-Europa. 

Denemarken stapt naar Hof van Justitie 

De Deense vakbonden, en in het algemeen de Scandinavische, waren van bij het begin niet blij met deze richtlijn. In die mate dat de Deense overheid naar het Europees Hof van Justitie (EHvJ) stapte. Ze zijn van mening dat de Europese Unie niet bevoegd is en de richtlijn rechtstreekse inbreuk is op de vrijheid om lonen te onderhandelen in de lidstaten.

Na een hoorzitting met de betrokken partijen bracht de Advocaat-generaal (AG) van het Europees Hof van Justitie op 14 januari het advies uit om de richtlijn rond adequate minimumlonen volledig nietig te verklaren. 

Analyse van het advies

Uit de analyse die het EVV samen met de leden maakte, blijkt dat de AG de zaak benadert vanuit een optiek die zich louter richt op het belang van de interne markt en competitiviteit.  

Hij houdt geen rekening met de algemene doelstelling van de richtlijn om oneerlijke concurrentie op basis van lage lonen te voorkomen. Ook worden enkele juridische precedenten die de bevoegdheid van de EU ondersteunen om regelgeving op te stellen over aspecten van loonbescherming niet meegenomen. Bovendien wordt het hele Europees Sociaal Handvest genegeerd, dat de EU en de lidstaten verplicht om eerlijke lonen en collectieve onderhandelingen te bevorderen.

De Europese verdragen bevatten belangrijke onderdelen rond sociaal beleid, de EU en de lidstaten hebben daarin een gedeelde bevoegdheid. Op die manier wordt een tegengewicht gegeven ten opzichte van de economische bepalingen in het kader van de interne markt. En het is die interne markt die een neerwaartse druk zet op de lonen. Sociaal beleid enkel op de economische manier interpreteren zou de effectiviteit van EU-wetgeving volledig ondermijnen. De AG suggereert echter de rechtmatigheid van loonconcurrentie en dreigt daarmee de fundamentele doelstelling van sociale vooruitgang te ondermijnen. 

Gevolgen definitieve nietigverklaring

Als dit advies wordt bevestigd, zou het een enorme klap zijn voor werkende mensen en hun vakbonden. De doelstelling van sociale vooruitgang die in de EU-verdragen is vastgelegd, zou volledig ondermijnd worden

De nietigverklaring zou grote gevolgen hebben voor alle potentiële sociale wetgeving. De eenzijdige focus op competitiviteit binnen de EU is de belangrijkste reden achter lage minimumlonen en bijgevolg sociale dumping. 

De verplichting voor lidstaten om een actieplan te garanderen om collectieve onderhandelingen te bevorderen en om stappen te ondernemen om vakbondsondermijning te voorkomen, zou worden geschrapt. Dit zijn echter verplichtingen voor de lidstaten die voortvloeien uit het Europees Sociaal Handvest en de fundamentele IAO-verdragen. Deze worden daarmee compleet opzij geschoven. 

Uitspraak EHVJ in principe in september 

Het advies van de AG is geen finale uitspraak van het EHvJ. De richtlijn blijft van toepassing en landen moeten de richtlijn blijven omzetten. Het merendeel van de lidstaten hebben de richtlijn volledig omgezet.

Om te onderstrepen hoe belangrijk deze zaak is, hebben zowel de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad een apart juridisch advies gevraagd dat verwacht wordt voor de zomer.

Uit ervaring weten we dat het EHvJ in 70% van de zaken het advies van de AG volgt. Maar wij en de Europese vakvereniging hebben belangrijke argumenten om dit advies aan te vechten. De verdragen zijn immers duidelijk. 

Noteer wel dat het negatieve advies reeds gevolgen heeft voor België. De werkgeversorganisaties in de Nationale Arbeidsraad gaven op 14/1 aan dat ze niet verder willen praten over een aanbeveling m.b.t. het verbeteren van collectief overleg in het kader van de omzetting van de richtlijn.

We verwachten een uitspraak van het EHvJ in september 2025. 

Auteurs: lars.vandekeybus@abvv.bejoeri.hens@abvv.be