Hervorming Sociaal Strafwetboek om werknemers beter te beschermen

Gepubliceerd op

Het Sociaal Strafwetboek waarin alle inbreuken en strafmaten van het arbeidsrecht en het socialezekerheidsrecht zijn samengebracht, wordt voor zijn 13de verjaardag bijgewerkt om het beter af te stemmen op de uitdagingen van de werkwereld van vandaag. 

Met deze hervorming wordt voor het eerst een definitie van sociale dumping opgenomen in het Sociaal Strafwetboek en worden de bijbehorende inbreuken strenger bestraft. Wanneer een werkgever bijvoorbeeld het loon van zijn werknemers niet (op tijd) betaalt, of een werknemer ter beschikking stelt van een andere onderneming en tegelijkertijd een van de 16 inbreuken begaat die door de wetgever zijn bepaald (m.b.t. de arbeidsduur, de aanvullende voordelen en sociale documenten), moet voor deze inbreuk, die kenmerkend is voor sociale dumping, de zwaarste straf toegepast worden. 

De 4 sanctieniveaus waarin het Wetboek voorziet worden behouden, waarbij niveau 4 het zwaarst is, aangezien hierop een gevangenisstraf van 6 maanden tot 3 jaren staat. De maximumbedragen van strafrechtelijke en administratieve boetes worden verhoogd. Deze wijzigingen benadrukken sterker de ernst van inbreuken op dit niveau. 

De bedragen van de boetes voor sancties van niveau 3 (m.b.t een groter aantal inbreuken die verband houden met de bescherming van het inkomen van werknemers) worden verdubbeld. Wanneer de boete - met opdeciemen - vermenigvuldigd moet worden met het aantal werknemers dat door de inbreuk getroffen wordt, zoals het geval is bij terbeschikkingstelling, niet-betaling van het loon van werknemers, kennisgeving bij collectief ontslag of het niet-oprichten van de ondernemingsorganen, kan de boete oplopen tot bedragen die hoog genoeg zijn om een ontradende werking te hebben. 

Het begrip verzwarende factor wordt overgenomen uit het Strafwetboek. Wanneer de zwaarste inbreuken wetens en willens gepleegd zijn, moet de rechter rekening houden met deze verzwarende factor en zwaardere sancties opleggen, eventueel gekoppeld aan een beroeps- of exploitatieverbod of zelfs een sluiting. Deze aanvullende straffen werden ook aangepast om te voorkomen dat veroordeelde overtreders een nieuwe onderneming oprichten om ze te omzeilen. 

Bij recidive binnen de 3 jaar (voorheen 1 jaar) na een veroordeling voor een inbreuk op het Wetboek, kan de straf worden verhoogd tot het dubbele van het maximum. 

De hervorming voert ook nieuwe inbreuken in: 

  • het beperken van de vrijheid van een werknemer om naar goeddunken over zijn loon te beschikken; 
  • het niet (tijdig) uitreiken van ecocheques aan een werknemer; 
  • het niet betalen van een vergoeding voor de levering en het onderhoud van werkkledij aan een werknemer; 
  • het niet bezorgen van arbeidsgereedschap aan een werknemer of het niet betalen van een materiaalvergoeding; 
  • het niet overhandigen van een juist en volledig vakantieattest aan een werknemer. 

Bij niet-betaling van het loon door de werkgever voegt de hervorming een nieuwe straf in, namelijk de uitsluiting van het recht om in te schrijven voor overheidsopdrachten of om concessies te verkrijgen. Tot slot worden de rol en bevoegdheden van de sociaal inspecteurs uitgebreid. Hun onafhankelijkheid wordt erkend, hun fysieke integriteit wordt beter beschermd tegen geweld, en stagiairs worden opgenomen in de definitie van sociaal inspecteur. Ze kunnen de bijstand van de politie vorderen bij bezoeken, vaststellingen doen aan de hand van fotobeelden, en de digitalisering van de gegevensuitwisseling tussen de verschillende diensten wordt voortgezet. 

In het algemeen worden de strijd tegen sociale dumping en de bescherming van de werknemersrechten aanzienlijk versterkt dankzij deze hervorming. Het blijft echter essentieel om het personeelsbestand van de Sociale Inspectie en van Justitie uit te breiden, wil deze hervorming van het Wetboek zijn doel bereiken.