NAR-advies ‘e-Gov 3.0’

Gepubliceerd op

De Nationale Arbeidsraad (NAR) formuleerde een derde advies over het digitaliseringsproject ‘e-Gov 3.0’.

De RSZ (Rijksdienst voor Sociale Zekerheid) en het RSVZ (Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen) beheren samen €69,7 miljoen aan projecten uit het Europese relancefonds. De toekenning van die middelen gaf het startschot voor ‘e-Gov 3.0’,  een omvattend digitaliseringsproject voor de sociale zekerheid.

Centraal in het project staat het nieuwe ‘uniek gegevensmodel’ (UGM) of ‘centrale datalaag’ voor de sociale zekerheid. De RSZ, dat is de instelling die de sociale bijdragen int, wil concreet overstappen van een trimestriële aangifte (DmfA) door werkgevers naar een maandelijkse aangifte, in lijn met de loonberekening. De officiële socialezekerheidsdata zouden zo korter op de bal spelen, wat een rits voordelen met zich meebrengt, gaande van een snellere uitbetaling van het aanvullend pensioen tot de automatisering van de vakantie-attesten. De loon- en prestatiegegevens zouden verder ook ‘verrijkt’ worden met o.a. gegevens over alternatieve verloning.

‘Burgermandaten’

Een ander opvallend element in het project zijn de zogenaamde ‘burgermandaten’. Individuele burgers zouden – mits toestemming – socialezekerheidsinfo kunnen delen met derden. Denk bijvoorbeeld aan een familielid die je toegang geeft tot jouw data op mypension.be. Volgens de RSZ is zo’n ‘digitale buddy’ zelfs een antwoord op de persistente digitale kloof.

Vakbonden en werkgevers volgen ‘e-Gov 3.0’ nauwgezet op via een daarvoor specifiek opgerichte NAR-commissie. Sinds het voorjaar van 2023 formuleerde de NAR drie adviezen over het digitaliseringsproject. De adviezen van maart 2023 en juni 2024 leggen daarbij de centrale principes vast: neutraliteit, vereenvoudiging en haalbaarheid. Het principe van ‘neutraliteit’ behoeft een  woordje uitleg. Het stelt dat de verdere digitalisering niet mag leiden tot een (de facto) verlies van rechten voor de sociaal verzekerden, noch tot een hogere loonkost voor de werkgevers, noch tot een verlies aan info voor de sociale zekerheid. Onder impuls van het ABVV legt het advies van juni 2024 dan weer de nadruk op de problematiek van de digitale kloof. Het stelt letterlijk dat: ‘de verdere digitalisering niet mag leiden tot een afbouw van de fysieke en telefonische bereikbaarheid van overheidsinstellingen.’ De ‘digitale buddy’ is nuttig, maar op zich onvoldoende als antwoord op de digitale kloof.

Het recente, derde advies van 25 maart 2025 komt er dan weer naar aanleiding van een concreet voorontwerp van wet e-Gov 3.0 uitgewerkt door de RSZ-administratie. De adoptie van de tekst als échte wet zou het formele startschot geven voor de maandelijkse aangifte en het ‘uniek gegevensmodel’. Het voorontwerp van wet stelt dat die maandelijkse aangifte van start gaat vanaf juli 2026. Gedurende enkele jaren zou die aangifte dan parallel lopen met de huidige kwartaalaangifte DfmA, om ze vervolgens integraal te vervangen. De sociale partners steunen de operatie, maar vragen tegelijkertijd om een ‘gefaseerde inwerkingtreding in plaats van één vaste datum te overwegen, zonder evenwel te leiden tot onnodige vertraging voor het uniek gegevensmodel (UGM)’. De bal ligt nu in het kamp van de nieuwe federale regering.

Hetzelfde advies zoomt ook dieper in op de zogenaamde ‘precontratuele mandaten’. Dat slaat op de uitwisseling van socialezekerheidsdata in een precontractuele fase, tussen potentiële werkgevers en sollicitanten. Om evidente redenen liggen die precontractuele mandaten gevoelig. Welke sollicitant zal immers zo’n raadpleging weigeren? 

Op dit moment bestaan er twee concrete toepassingen: een tool om te controleren of de sollicitant voldoet aan de voorwaarden voor het uitoefenen van een flexi-job en een tool om het resterend aantal uren in het contingent studentenarbeid te raadplegen. Na toestemming van de sollicitant krijgen potentiële werkgevers hierop een minimalistisch antwoord (voor flexi-job: ja/nee, voor studentenarbeid: resterend aantal uren). Onder impuls van de vakbonden vraagt het advies om in de toekomst enkel toepassingen te ontwikkelen ‘voor die situaties waarbij de werkgever een rechtstreeks nadeel lijdt indien hij niet over die precontractuele informatie beschikt’. Het ABVV denkt daarbij in het bijzonder aan een nadelige impact op de werkgeversbijdragen RSZ.

Auteur: olivier.pintelon@abvv.be