Brutale ingreep in landingsbanen creëert enorm maatschappelijk probleem
ABVV, ACV en ACLVB verzetten zich tegen de optrekking van de leeftijd van 55 jaar naar 60 jaar voor het recht op uitzonderingslandingsbanen dat de regering besloot in haar jobsdeal.
De bonden spraken zich deze voormiddag binnen het beheerscomité van de RVA, dan ook negatief uit. Dit is een bijzonder kwalijke negatieve regeringsbeslissing. Een beslissing die is ingegeven door de kille en simplistische logica om 180 miljoen euro in de Sociale Zekerheid te besparen.
Het is een besparingslogica die ook mijlenver van de realiteit staat. Een landingsbaan is voor veel mensen nog de enige manier om aan de slag te kunnen blijven op een leefbare manier. Dat probleem zal nog versterken naarmate het optrekken van de voorwaarden voor pensioen, vervroegd pensioen en SWT zich zullen laten voelen. Landingsbanen hebben ook op een enorme breed maatschappelijke meerwaarde. Heel veel werkenden kunnen zo een deel van de zorg voor kleinkinderen of ouders op nemen. In een samenleving met heel veel tweeverdienersgezinnen en veel zorgbehoevende ouderen is dit een onmisbare schakel in de zorg. De brutale regeringsingreep creëert dus een enorm maatschappelijk probleem. Het is ook zeer wrang dat de regering een dergelijke beslissing neemt in een KB met als titel ‘verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven’. Wij verstaan onder dit laatste toch wel iets anders.
Je kan langs de ene kant niet mooie woorden staan preken over werkbaar werk, maar in de praktijk net het tegenovergestelde doen door werknemers die mogelijkheden te ontzeggen. Werknemers hebben recht op een werkbare eindeloopbaan en moeten daarom een landingsbaan (halftijds of 1/5de) met RVA-uitkering op 55 jaar kunnen opnemen. Het komt ook in de eerste plaats aan de sociale partners toe om afspraken te maken over eindeloopbaan en de ondersteuning vanuit de Sociale Zekerheid.
Deze zomer besloot de regering om met ingang van januari 2019 het recht op uitkeringen landingsbaan (tijdskrediet oudere werknemers) te schrappen voor werknemers van wie het eigenlijk evident is dat ze moeilijk na hun 55 jaar nog voltijds aan de slag zouden blijven. Die wel zeer brute overgang (want al onmiddellijk in voege vanaf 1 januari volgend jaar en waarvan er nu pas teksten zijn) maakt het voor de mensen zeer moeilijk om nog snel de nodige beslissingen te nemen. Bovendien worden concrete vooruitzichten van 55 plussers teniet gedaan.
Het gaat zeer specifiek om werknemers met:
- ofwel een zwaar beroep (= 7 jaar in de laatste 15 jaar of 5 jaar in de laatste 10 jaar wisselende ploegen, of onderbroken uurroosters of nachtarbeid)
- ofwel een lange loopbaan (35 jaar)
- ofwel 20 jaar nachtarbeid
- ofwel werkzaam in de bouw met een medisch attest
- ofwel tewerkgesteld in een onderneming erkend in herstructurering of in moeilijkheden.
Deze groep was in het begin van de legislatuur, toen de leeftijd voor iedereen van 55 naar 60 jaar werd opgetrokken, nog gevrijwaard gebleven dankzij sociaal overleg. De sociale gesprekspartners kwamen in het kader van het interprofessioneel akkoord immers overeen om voor hen een uitzondering mogelijk te maken.
Deze regering maakt een dergelijke uitzondering vandaag onmogelijk en dat nog voor de onderhandelingen over een nieuw sociaal akkoord zijn aangevat.