Pensioenhervorming: wat als we de realiteit op het terrein weer centraal zouden stellen?
Een akkoord over de pensioenhervorming wordt voor de zomer verwacht ... Het ABVV vreest echter dat er een totale kloof gaapt tussen de maatregelen die op de regeringstafel liggen en de realiteit op de werkvloer. Het wordt dus tijd om de pensioenen niet langer te zien als een variabele voor de aanpassing van de begroting, maar als een duurzaam project dat beantwoordt aan de reële situatie van de werknemers.
De terugkeer van de pensioenbonus, de invoering van een effectieve loopbaanvoorwaarde voor de toegang tot het minimumpensioen, het deeltijdpensioen, de herwaardering van de pensioenen van vrouwen of de veralgemening van de tweede pijler, worden genoemd ... Maar dat is - volgens de geluiden van de werkvloer - niet wat we nodig hebben om de echte uitdagingen aan te kunnen gaan.
Tegen 2030 zal de wettelijke pensioenleeftijd op 67 jaar liggen, terwijl de gemiddelde levensverwachting in goede gezondheid slechts 65 jaar is. Langer werken is voor veel mensen onmogelijk. De explosieve toename van het aantal langdurig zieken is daar het bewijs van. Daarom pleit het ABVV voor een loopbaanvoorwaarde van 40 jaar.
Minister Lalieux had de mogelijkheid van een vervroegde pensionering na een loopbaan van 42 jaar voorgesteld. Dat is een eerste stap en dat zou de loopbaan vergemakkelijken van degenen die zeer vroeg met werken zijn begonnen. Wordt dit voorstel door de regering overgenomen? Naast deze maatregel vraagt het ABVV dat er rekening wordt gehouden met belastend werk. Nachtarbeid, repetitieve taken, grotere flexibiliteit, hoge psychosociale belasting, enz. zijn criteria die het mogelijk moeten maken om vlugger met pensioen te kunnen gaan, zonder financieel verlies. De huidige regering slaagt er niet in om dit te verwezenlijken.
We hebben een minimumpensioen van 1.500 euro netto verkregen. Wat heel erg goed is. Zeker omdat dit door het ABVV jaren geleden al op tafel werd gelegd. Maar het zou zinloos zijn als morgen de regels van het spel worden veranderd. Bijvoorbeeld door voorwaarden in te voeren voor effectieve loopbanen van 20 jaar, zoals de liberalen willen. De helft van de werknemers die nu toegang heeft tot een minimumpensioen, voornamelijk vrouwen, zouden er dan geen recht meer op hebben. Dat is een garantie voor een sociaal bloedbad.
Slechts één aspect is positief: de herwaardering van de pensioenen van vrouwen. De pensioenkloof tussen mannen en vrouwen moet worden gedicht. Wij nemen nota van de goede bedoelingen, maar de daden moeten volgen.
Ten slotte is de veralgemening van de tweede pensioenpijler geen prioriteit. Dit systeem is ongelijk, zoals ook het Rekenhof heeft opgemerkt. Op 1 januari 2020 had de gemiddelde werknemer via dit systeem slechts 3.344 euro aan reserves. Dit komt overeen met 15 euro per maand als aanvulling op het wettelijk pensioen. Een hand-out. Daarom blijft het wettelijke pensioen (de eerste pijler) het veiligste en meest solidaire stelsel.
De pensioenuitgaven zullen de komende decennia onvermijdelijk stijgen. Maar dat zou geen probleem mogen zijn, omdat ook de productiviteit en de welvaart toenemen. Bovendien zijn de lagere socialezekerheidsbijdragen van de werkgevers en de alternatieve beloningen waarop geen bijdragen worden ingehouden, middelen die kunnen worden teruggevorderd. De herfinanciering van het pensioenstelsel op basis van het omslagprincipe, is een politieke keuze.
Enkele dagen voor de nationale betoging van 20 juni over koopkracht, roepen wij de regering op de werknemers niet nog eens te verarmen door een hervorming uit te werken die geen rekening houdt met hen.