Vakbonden fluiten pensioenminister terug omdat hij laagste pensioenen hypothekeert

De solidariteitsbijdrage: bezuinigen op de laagste pensioenen om de grootste te verhogen

Minister Bacquelaine wil de solidariteitsbijdrage verder afbouwen en vroeg hierover vandaag advies aan de sociale gesprekspartners in het Beheerscomité van de Federale Pensioendienst. Dit terwijl het Comité hem al gevraagd had om deze maatregel te komen toelichten en hem gerichte vragen gesteld had, waarop hij weigerde te antwoorden. Dit voorstel van minister Bacquelaine is problematisch want met die bijdrage, geïnd op de hogere pensioenen, worden normaal de laagste pensioenen opgetrokken. Hoewel de minister blijft beweren dat hij een zuinig begrotingsbeleid handhaaft, betekent de ingreep dat er jaarlijks een begrotingstekort van minstens 82 miljoen euro komt. Het gaat dus om een onverantwoorde maatregel met nefaste gevolgen voor de pensioenen. Bovendien komt het enkel de middelhoge pensioenen ten goede. ABVV en ACV vinden dat dit budget beter kan aangewend worden om eerst de laagste pensioenen te verhogen. Met 82 miljoen kunnen alle minimumpensioenen, ook die voor de onvolledige loopbanen, omhoog met meer dan 1%.

Minister van Pensioenen Bacquelaine wil de grenzen aanpassen die de solidariteitsbijdrage bepalen, een inkomensgebonden sociale inhouding op het totale bruto pensioeninkomen (wettelijk pensioen en aanvullend pensioen). Hij vroeg de sociale gesprekspartners in het beheerscomité van de Federale Pensioendienst om zich uit te spreken over het voorontwerp van wet. Door het voorliggende ontwerp zal de groep met een bruto pensioen tussen 2.358 en 2.726,52 euro per maand niet langer een solidariteitsbijdrage ingehouden zien. De gepensioneerden die per maand een bruto pensioeninkomen tussen 2.727 en 3.037 euro hebben, zullen minder solidariteitsbijdrage betalen.  Dat betekent dat er jaarlijks 82 miljoen euro minder zal binnenkomen ter verbetering van de laagste pensioenen. Minister Bacquelaine breekt dus een vaste en solidaire inkomstenbron af, terwijl er al sterk bespaard wordt in de sociale zekerheid en zeker in de pensioenen. ABVV en ACV keuren dit met klem af. We eisen dat de minister terugkeert op zijn stappen en de 82 miljoen euro inzet ter verhoging van de minimumpensioenen voor alle werknemers. 

  • De solidariteitsbijdrage organiseert solidariteit tussen hoge en lage pensioenen en tussen werknemers met en zonder aanvullend pensioen. De opbrengst dient al sinds 1994 om de laagste pensioenen op te trekken omdat de ongelijkheid onder gepensioneerden groot is. Die ongelijkheid is nog niet afgenomen, de solidariteitsbijdrage is noodzakelijk.
  • Door de grenzen van de solidariteitsbijdrage aan te passen, verhoogt de minister de middelhoge pensioenen.
  • Het afbreken van een inkomstenbron die de laagste pensioenen verhoogt, en tegelijkertijd het budget verminderen voor sociale verbeteringen (de welvaartsenveloppe), betekent dat de armste gepensioneerden de factuur krijgen doorgeschoven.

  

Het deeltijds pensioen: een gemiste kans en 'vergetelheden'

Op papier lijkt het idee van een halftijds pensioen misschien aantrekkelijk. Het staat echter wel haaks op het beleid dat de regering tot nu toe heeft gevoerd. Dat beleid bestond er namelijk in om de eindeloopbaansystemen af te breken of ontoegankelijk te maken voor de overgrote meerderheid van de werknemers.  De minister van Pensioenen stelt dus voor dat werknemers vanaf 2020 een halftijds pensioen kunnen opnemen, d.w.z. halftijds werken en een half pensioen ontvangen. Werknemers die dat wensen, de mogelijkheid geven om hun loopbaan zachtjes af te ronden door hun tijd in te delen en een werkdag af te wisselen met een welverdiende rustdag. Op het eerste gezicht lijkt dat een positief idee. Helaas schuilt er een andere werkelijkheid achter die mooie belofte.

a.Strenge en onuitvoerbare loopbaanvoorwaarden

Uit de teksten die ons werden bezorgd, concluderen we dat het halftijds pensioen op 60 jaar enkel kan als de loopbaanvoorwaarden voor het vervroegd pensioen vervuld zijn... Dat komt neer op een loopbaan van 44 jaar op 60-jarige leeftijd. Of 43 jaar loopbaan op 61- of 62- jarige leeftijd, ofwel 42 jaar loopbaan op 63-jarige leeftijd. Als je op 60-jarige leeftijd een loopbaan van 44 jaar achter de rug hebt, moet je echt al veel moed hebben én in staat zijn om nog te blijven werken... Of het echt hard nodig hebben.

b. Meer werken en toch steeds minder pensioen

Dit nieuwe mechanisme past perfect in het regeringsbeleid, dat bedoeld is om werknemers langer te laten werken voor een lager pensioen. Bij het systeem van het deeltijds pensioen is het in alle gevallen mogelijk om een kleine winst te verwezenlijken vóór de pensionering.  Het deeltijds pensioen mondt echter uit in een pensioenverlies op het moment van de pensionering.   

c.Vrouwen steeds slachtoffer van de regering

De grote meerderheid van de werkneemsters zal worden uitgesloten van dit systeem. De gemiddelde loopbaanduur van vrouwen is 36 jaar. Zij kunnen dus onmogelijk voldoen aan de loopbaanvoorwaarden om toegang te krijgen tot dit systeem. Na analyse van de pensioneringen in 2014 stellen we bovendien vast dat:

  • 54% niet voldeed aan de voorwaarde van 42 loopbaanjaren om op 63 jaar met halftijds pensioen te gaan. Bij de mannen was dit 34 %.
  • Om het deeltijds pensioen op 60 jaar te genieten, had 65 % van de werkneemsters een te korte loopbaan, tegenover 43% van de mannen.

d. De laagste inkomens het zwaarst afgestraft!

Tot slot, merken we op dat dit systeem de laagste lonen sterk afstraft. Met een gelijk levensverwachtingsniveau na effectieve pensionering lijden de laagste lonen (een groot) verlies, terwijl de hoogste lonen vanaf 3.050 euro baat ondervinden.

 

Het ABVV en het ACV wijzen er nogmaals op dat de meeste Belgen een fatsoenlijk wettelijk pensioen op een waardige leeftijd wensen. Daarom eisen we:

  • De pensioenleeftijd op 65 voor iedereen (m/v). Geen optrekking van de loopbaanvoorwaarden.
  • Een degelijk wettelijk pensioen om fatsoenlijk van te kunnen leven.
  • Het optrekken van het minimumpensioen opdat geen enkele gepensioneerde in armoede zou vervallen, rekening houdend met het feit dat een laag pensioen vaak het resultaat is van een onvolledige loopbaan.
  • Het optrekken van het plafond voor de pensioenberekening, zodat het verschil tussen het laatste loon en het pensioen van de werknemers beperkt blijft.