Vakbondsvoorstellen versterking wettelijke pensioenen
De minister van Pensioenen vroeg het Nationaal Pensioencomité (NPC) om te antwoorden op een reeks vragen over de toekomst van de pensioenen.
Vandaag bezorgden de vakbonden en de werkgeversorganisaties als lid van het NPC hun bijdrage aan het secretariaat van het NPC. Tot nu toe ontbreekt enkel nog de bijdrage van de regering die nochtans volwaardig lid is van het NPC.
In hun antwoorden herhalen de ACLVB, het ACV en het ABVV de zes punten waarvoor ze een voorafgaand engagement vroegen alvorens besprekingen op te starten over de toekomst van het pensioenstelsel. Tot op vandaag heeft de minister daar echter geen gevolg aan gegeven. De vakbonden vragen hier nochtans al om sinds het begin van de werkzaamheden van het NPC:
- Een engagement om het sociale karakter van de pensioenen te waarborgen. De vervangingsratio van het wettelijke pensioen voor de werknemers moet voldoende hoog zijn.
- Een engagement om automatisch de nodige financiële middelen vrij te maken om deze doelstelling te waarborgen.
- Een engagement om de besprekingen over de pensioenen en over de arbeidsmarkt gelijktijdig te voeren.
- Een engagement om niet meer te raken aan de stelsels van SWT en tijdskrediet eindeloopbaan. De toegangsvoorwaarden tot tijdskrediet eindeloopbaan moeten daarentegen worden versoepeld.
- Een engagement om de periodes van werkloosheid, arbeidsongeschiktheid of SWT gelijk te stellen aan het laatste loon.
- Een engagement om het stelsel met betrekking tot zwaar werk (moet nog worden opgesteld) niet te financieren via besparingen op de pensioenen.
De vakbonden leggen nogmaals de nadruk op een aantal elementen die een solidair, coherent en sterker pensioenstelsel waarborgen.
Het wettelijke pensioen dat gebaseerd is op repartitie, de manier waarop het wordt voorgesteld en de coherentie moeten worden behouden. De huidige regering stelt daarentegen de individuele verantwoordelijkheid centraal en onttrekt zich bijgevolg aan haar plicht om alle gepensioneerden een kwaliteitsvolle sociale bescherming te waarborgen.
Om het wettelijke pensioen te versterken moeten de huidige mechanismen die het pensioenbedrag bepalen, worden herzien (revalorisatiecoëfficiënten van de vorige lonen, berekeningsplafonds, referentieloon dat als basis dient voor de berekening, enz.). Deze versterking is nodig willen we een wettelijk pensioen kunnen waarborgen waarmee gepensioneerden waardig kunnen leven en dus zonder in de armoede te verzeilen. Dit alles moet gebeuren in een kader dat voorspelbaar, duidelijk en transparant is voor alle werknemers.
Voor de vakbonden is het geen prioriteit om het stelsel nog volatieler te maken. Dit zal de bezorgdheid en ongerustheid doen toenemen.
De invoering van een deeltijds pensioen mag niet als voorwendsel dienen om andere eindeloopbaanformules uit te hollen.
De argumenten van de vakbonden reiken dus veel verder dan het pensioenstelsel met punten waarvoor de minister nog steeds geen officieel ontwerp indiende. Uit de eerste toelichting en uit gelijkaardige ervaringen blijkt trouwens dat het puntenstelsel duur, ondoeltreffend en nefast is voor de werknemers.
Voor de vakbonden gaat het pensioendebat veel verder dan de vraag welke vorm het nieuwe stelsel moet aannemen. Het moet ook gaan over de onderliggende politieke keuzes en het soort maatschappij dat men voor ogen heeft. De vakbonden hebben nooit geweigerd het debat aan te gaan over de toekomst van de pensioenen. Jammer genoeg stelden ze wel vast dat de doelstellingen van de gesprekspartners te sterk uiteenlopen om op serene wijze te werken aan een beter stelsel.