Subsidies aan bedrijven: voor wat hoort wat

Gepubliceerd op

Besparingen op ouderen, zieken, werkzoekenden, op de welvaartsstaat tout court: ze worden ons in het licht van de begrotingsdiscussie als een evidentie voorgeschoteld, alsof we een ideologisch eindstation hebben bereikt. Er zou geen alternatief zijn. Wie de geldstromen in dit land objectief uiteenrafelt, kan tot andere conclusies komen.

De Nationale Bank stelde zich de vraag of subsidies aan bedrijven hoog zijn. Het antwoord in het zopas gepubliceerde rapport is duidelijk: subsidies aan bedrijven waren nooit hoger dan vandaag, meer dan 25 miljard euro per jaar. Dat is bijna tweemaal het budget voor alle ziekte-uitkeringen in België, hét domein waarop rechtse politici nog ruimte zien voor besparingen.

De subsidiegolf aan bedrijven verdubbelde sinds 2000. Geen enkel ander buurland komt aan onze enkels. Nederland geeft er amper 1,6 procent van zijn bbp aan uit, België 4,1 procent.

Doorgeslagen

De stijging van bedrijfssubsidies is hoofdzakelijk te wijten aan de explosie van loonsubsidies. Ze maken twee derde van alle bedrijfssubsidies uit. Bedrijven krijgen een loonsubsidie voor onder meer ploegenarbeid, nachtarbeid, R&D én overuren. Dat budget bedraagt meer dan 4 miljard euro per jaar.

Met dat geld wou de wetgever de loonkosten drukken om bedrijven ‘competitief’ te houden. Het systeem is echter zo doorgeslagen dat in veel gevallen ploegen- en nachtarbeid goedkoper zijn dan normale werkuren gedurende de dag. Op die manier worden jobs financieel gepromoot die op lange termijn ongezond zijn. Studies tonen bijvoorbeeld aan dat nachtwerk een verhoogde kans op borstkanker met zich meebrengt.

En wie haalt het in het hoofd om in een samenleving die kreunt onder burn-out en depressies overuren te belonen met een subsidiebudget van jaarlijks 200 miljoen euro?

Voor wat, hoort wat

Er valt iets te zeggen voor een verlaging van de loonkosten als die effectief tot een versterking van de competitiviteit leidt, via competitievere prijzen op de wereldmarkt. Zo zou je namelijk jobs en groei kunnen creëren. Het trackrecord van de Belgische bedrijven is op dat vlak evenwel pover.

De Nationale Bank kwam in 2019 tot de conclusie dat de indexsprong en de taxshift – maatregelen om de competitiviteit te versterken – hoofdzakelijk werden gebruikt om de winstmarges te verhogen, en níét om competitievere prijzen aan te bieden.

In dat rijtje kunnen wellicht ook de loonsubsidies geplaatst worden, gezien de opvallende parallel tussen de stijging van de winstmarges en de loonsubsidies. En dat hoeft niet te verbazen: loonsubsidies werden nooit getest op hun effectiviteit. Het Rekenhof gaf in 2023 aan dat “er nauwkeurige, concrete en meetbare doelstellingen moeten worden gekoppeld aan de subsidie” en dat er “betere controles moeten komen”.

Onverantwoord

Dat het systeem van de loonsubsidies herdacht moet worden, is dus een evidentie, zeker wanneer de negatieve maatschappelijke effecten in aanmerking worden genomen. Daarenboven zijn loonsubsidies het uitgesproken symbool voor het probleem aan de inkomstenzijde van de begroting.

Een loonsubsidie is immers een stukje personenbelasting dat wordt afgehouden van het brutoloon, maar niet moet worden doorgestort naar de fiscus, en de werkgever dus in eigen zak kan houden. Op die manier hoeft het niet te verbazen dat sinds 2014 de overheidsinkomsten met meer dan 3 procent van het bbp, of 19 miljard euro, daalden.

En die daling kan, naast de loonsubsidies, bijna volledig op het conto van onverantwoord fiscaal beleid gezet worden. Herinner u de eerder genoemde taxshift uit 2015, die slaat tot op vandaag nog jaarlijks een gat van 4 miljard euro in de begroting.

En Arizona blijft volharden in de boosheid: via extra kortingen op de werkgeversbijdragen aan de sociale zekerheid wordt er de komende vier jaar opnieuw 1,3 miljard euro aan inkomsten weggeknipt, zonder evaluatie, zonder voorwaarden.

Corrigeer me als ik fout ben, is er iets wat ik niet zie?

Deze bijdrage verscheen eerder in De Morgen.