Tijd voor een maakindustrie op maat van werknemers
Gepubliceerd op
De sociale drama’s bij Audi Vorst, Van Hool en andere bedrijven benadrukken de dringende nood aan een industriebeleid dat inzet op werknemers en hun noden, duurzaamheid, sociale rechtvaardigheid en economische veerkracht. Daar ontbreekt het nu aan. Dat schrijft Miranda Ulens, algemeen secretaris van het ABVV, voor Samenleving & Politiek.
Beleid is nu gericht op bedrijven en aandeelhouders
We leven in turbulente tijden, vol geopolitieke spanningen en onverwachte wendingen. De uitdagingen waar we voor staan zijn ongekend: de dreigende schaduw van klimaatverandering, artificiële intelligentie en de grote geopolitieke verschuivingen die onze wereldorde op de proef stellen. Tegelijkertijd woedt er een stille, maar felle en stevige strijd om de toekomst van de maakindustrie.
Helaas zien we dat het huidige beleid, zowel in België als op Europees niveau, vooral gericht is op de behoeften van bedrijven en hun aandeelhouders, terwijl de belangen van werknemers vaak ondergesneeuwd raken. De sociale drama’s bij Audi Vorst, Van Hool en tal van kleinere kmo’s en bedrijven zijn daar pijnlijke voorbeelden van. Het is hoog tijd voor een grondige herziening. Aan de volgende regeringen: zet in op een industriebeleid dat werknemers centraal stelt, met aandacht voor duurzame transitie, innovatie, sociale rechtvaardigheid en economische veerkracht.
Loonkosten en winstmarges
Werkgeversorganisaties blijven hameren op de zogezegde ‘loonkostenhandicap’ die onze competitiviteit zou bedreigen. Dit is een gemakkelijk excuus om eigen verantwoordelijkheid af te schuiven. In werkelijkheid zijn onze loonkosten, rekening houdend met productiviteit, zelfs 2,8% lager dan in onze buurlanden. Ook de Nationale Bank bevestigde dat de Belgische loonkosten per eenheid product dicht bij het niveau in Nederland liggen, maar lager zijn dan in Frankrijk en Duitsland. Loonkosten zijn overigens maar een beperkt deel van de productiekosten.
De Belgische loonkosten
zijn per eenheid product
lager dan in Frankrijk en Duitsland.
Bovendien volgen onze lonen de productiviteit niet: het aandeel kapitaal groeit ten opzichte van het aandeel arbeid. Elk jaar brengt een uur arbeid meer op voor bedrijven en aandeelhouders, maar deze opbrengsten worden niet doorgegeven aan de werknemers. De redenen? Een indexsprong in 2015, lage loonmarges (ter illustratie: 0% voor 2023-2024) en een hogere inflatie dan in de buurlanden.
Elk jaar brengt een uur arbeid meer op
voor bedrijven en aandeelhouders,
maar niet voor werknemers.
Sinds 1995 is de productiviteit 15% sneller gestegen dan de lonen. Ondertussen zijn de winstmarges sinds 1995 met 11 procentpunten toegenomen. De farmaceutische, chemische en metaalindustrie noteren nog steeds winstmarges boven de 40%. De welvaart wordt dus oneerlijk verdeeld.
Energieprijzen
De VS rekenen op hun eigen gastoevoer, terwijl Europa deze luxe niet heeft, wat resulteert in hogere energieprijzen in Europa. De liberalisering van de Europese energiemarkt beloofde ons gebraden kippen, maar die belofte is niet waargemaakt. Europese bedrijven hebben deze hogere kosten echter altijd kunnen compenseren dankzij sterke infrastructuur, kwalitatieve en innovatieve producten, goed opgeleide werknemers en de nabijheid van een grote afzetmarkt.
De liberalisering van de Europese energiemarkt
beloofde ons gebraden kippen,
maar die belofte is niet waargemaakt.
Het echte probleem ligt niet zozeer in de energieprijzen, maar vooral in het geloof in marktwerking en een gebrek aan industrieel beleid en visie over welke economie we willen. Ook economische stagnatie en onvoldoende vraag (onder andere door monetair beleid), slechte investeringsbeslissingen van bedrijven (inzetten op waterstof bij Van Hool, inzetten op luxe-SUV’s bij Audi, enzovoort), en mondiale overcapaciteit in het algemeen (zelfs in Chinese auto-industrie) hebben een rol gespeeld.
De overheid moet nu het voortouw nemen. De Italiaanse econoom Mariana Mazzucato wijst er al langer op dat de staat als belangrijkste investeerder pionierswerk heeft verricht. Dankzij de ‘ondernemende staat’ hebben we mensen op de maan gezet, het internet ontwikkeld en smartphones in onze zakken. Bedrijven hebben slim gebruik gemaakt van technologieën die door overheden na de Tweede Wereldoorlog zijn ontwikkeld. Een sterke overheid, die zorgt voor een rechtvaardige verdeling van welvaart en het behoud van kwalitatieve banen, is cruciaal.
Staatssteun aan bedrijven moet gereguleerd worden,
en mag niet louter de winsten van aandeelhouders vergroten.
Dit vereist allereerst een duidelijke visie op een duurzame, klimaatneutrale en sociaal rechtvaardige toekomst. De overheid moet op basis hiervan economische plannen ontwikkelen, investeren in publieke diensten en infrastructuur, wetenschapsbeleid, onderzoek en ontwikkeling, en een strikte regulering invoeren voor bedrijven die staatssteun ontvangen. Het is essentieel dat deze steun bijdraagt aan ecologische en sociale vooruitgang, en niet louter de winsten van aandeelhouders vergroot.
Werknemers moeten een eerlijk deel
van de geproduceerde welvaart ontvangen
Werknemers vormen het hart van de industrie, en hun belangen moeten centraal staan. Dit betekent dat we niet alleen naar jobcreatie moeten streven, maar ook naar kwalitatieve banen met goede arbeidsvoorwaarden en leefbare lonen. Werknemers moeten een eerlijk deel van de geproduceerde welvaart ontvangen en actief betrokken worden bij de transitie naar een duurzame economie. Dit is cruciaal om gekwalificeerde arbeidskrachten aan te trekken en te behouden, vooral in tijden van arbeidsmarktkrapte.
Overheid moet ingrijpen en investeren
Een toekomstbestendig industriebeleid vereist een geïntegreerde aanpak waarin economische, sociale en ecologische belangen samenkomen. Europa mag zich niet in de hoek laten zetten door externe economische invloeden. De overheid moet ingrijpen en een strikter wetgevend kader en heffingen opleggen om de Europese industrie te beschermen, zonder in een kortzichtig protectionisme te vervallen.
Strategische sectoren moeten beter worden afgeschermd door strengere sociale, fiscale en ecologische normen te eisen van landen die naar Europa exporteren. Zeker al wanneer hun industrieën overmatig gesubsidieerd worden.
En bovenal: investeren, investeren, investeren. Het rapport-Draghi heeft alvast de verdienste dat het oproept voor een nooit geziene injectie van overheidsmiddelen in de innovatie van de Europese industrie. Wat meteen vragen stelt bij het huidige, restrictieve Europese begrotingskader en bij het kortzichtige verzet van sommige lidstaten tegen Europese leningen.
Laat ons de mythe rond loonkosten en competitiviteit doorbreken en ons focussen op de echte uitdagingen: duurzaamheid, sociale rechtvaardigheid en economische weerbaarheid. Onze industrie blijft een belangrijk onderdeel van onze economie, maar kan alleen sterk blijven als we investeren in onze mensen, onze planeet en onze toekomst.