Armoedebestrijding vereist visie en ambitie, geen ouderwetse recepten

Persbericht van ABVV - ACV en ACLVB

Volgens het Belgische bureau voor de statistiek liep in 2017 15,9% van de Belgische bevolking het risico op monetaire armoede. Dit zijn huishoudens met een totaal beschikbaar inkomen van minder dan €1.139 per maand per persoon.

De voorbije vier jaar hebben de vakbonden de regering herhaaldelijk opgeroepen om iets te doen aan de uiterst precaire situatie waarin vele gezinnen in ons land zich bevinden. De boodschap van de regering was: banen, banen, banen.   Maar de realiteit was tijdelijk werk voor degenen die al laagbetaalde banen hebben.

Uiteindelijk moeten politici een coherent beleid voeren in plaats van ineffectieve ideologische interventies zoals de verhoogde degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen waartoe besloten werd ten tijde van de banenafspraak deze zomer. De lichtvaardigheid waarmee deze maatregel werd genomen is ontstellend. Het is in strijd met de verklaring van de regering, waarin niet werd gesproken over de versterking van de degressiviteit, maar "gewoon" over de voortzetting ervan, wat in onze ogen al zeer zorgwekkend was. De regeringsverklaring sprak ook over het verhogen van de minimale sociale uitkeringen tot het niveau van de Europese armoedenorm. Deze verhoging, die nog nooit is doorgevoerd, is noodzakelijk als we weten dat één werkloze op twee een armoederisico loopt (49,1%, tegenover 40,7% in 2015), voornamelijk als gevolg van de vorige hervorming van de werkloosheidsverzekering, en dat voor een alleenstaande werkloze de minimumuitkering 8% onder de Europese armoedenorm ligt. Voor een koppel dat één enkele minimumuitkering ontvangt, is de kloof zelfs 26%.

In een "carte blanche" aan de regering hebben verschillende universiteitsprofessoren erop gewezen dat het niet wetenschappelijk bewezen is dat het geleidelijk verlagen van uitkeringen mensen aanmoedigt om werk te zoeken en dat het essentieel is om, voordat deze beslissing wordt genomen, de gevolgen die de maatregel zou kunnen hebben op een bevolking die al in moeilijkheden verkeert, zorgvuldig te bestuderen. Het is een bewezen feit dat armoede een barrière vormt voor zowel tewerkstelling als opleiding.

Meer fatsoenlijke uitkeringen stellen werklozen in staat om te investeren in vervoer, een internetabonnement, kinderopvang, bijscholing en sociale contacten, en vergroten zo hun kansen op het vinden van een stabiele en zekere baan, die de arbeidsmarkt helaas steeds minder biedt. Doof voor alle argumenten dreigt deze regering opnieuw de verkeerde sociale keuze te maken en de meest kwetsbare leden van onze samenleving in een onzekere positie te brengen, waardoor ze gedwongen worden elke baan te accepteren die ze kunnen krijgen. Deze race naar de bodem zal uiteindelijk bijdragen aan een verslechtering van de arbeidsomstandigheden voor alle werknemers.

De Internationale Dag voor de uitbanning van armoede op 17 oktober is de zoveelste gelegenheid om deze regering te herinneren aan haar gebrek aan ambitie. Als de regering de levenskwaliteit wil handhaven of verbeteren van mensen die het moeten doen met een uitkering, dat wil zeggen werklozen, maar ook zieken en gepensioneerden, dan moet ze eerst het hele budget dat bestemd is voor het aanpassen van de uitkeringen aan het welzijn, toewijzen in plaats van een derde van het budget te schrappen, zoals ze de vorige keer heeft gedaan. Het harde regeringsbeleid vergroot de kloof tussen de rijken en de armen. Daarom is het nu niet het moment om deze welvaartsaanpassing te blokkeren of om drastisch te snijden in de koopkracht en het inkomen van degenen die het moeten doen met een eenvoudige uitkering.